250
omtrent de bezetting der frontieren „om de Staet tegens alle on verwachten
„invasien ende overvallen alomme te deeken ende buyten gevaer te
„stellen", tevens, een onderzoek in te stellen naar de gesteldheid der
vestingwerken, het bezetten der rivieren met oorlogsvaartuigen en de
wenschelijkheid tot ontmanteling van sommige plaatsen „om alsoo te
„ontgaen de oncosten ende andere lasten tot onderhout der voorschreve
„fortificatiën en bestellinge van dien gerequireert". Aangaande een
voorstel van Holland en den Raad van State om „eenige gequalificeerde
„hooftoffieieren met bijvoeginge van eenige andere officieren" ter inspectie
der frontieren te zenden langs den Rijn, den IJssel, in de bovenkwar
tieren, Oost-Friesland, Westphalen en Vlaanderen, moesten de bondge-
nooten beslissen. Dit leidde tot niets. De gouverneurs en commandeurs
ontvingen nu opdracht om verslag uit te brengen omtrent „de constitutie
„ende gelegentheyt van deselve Steden ende Forten ende vande Magasijnen
„aldaerhet present ofte absent sijn vande capiteijnen ende andere offi
cieren met off sonder verloven ende hoelange deselve absent syn ge-
„weest ende voorts van alle 't geene sy sullen oordeelen tot defensive
„bescherminge ende bewaringe van deselve Steden ende Forten noodich
„off dienstig te sijn". De uitslag van het onderzoek betrof voornamelijk
de indiening eener petitie van 300.000 voor de fortificatiën van Doe-
tichem: welk bedrag veel te hoog werd geacht, zoodat men een nader
onderzoek wenschte. De herstelling der werken van Kuinder, welke in
„seer desolaten staet" verkeerden, met Blokzijl en Zwartsluis dienende
als voorposten voor Holland aan de Zuiderzeeliet men over aan genoemde
provincie; deze toonde zich daartoe bereid, mits de onkosten kwamen
in mindering der quote voor de post van fortificatiën. Friesland drong
voor de zooveelste maal aan op onderwaterzetting der moerassen bij
Staphorst, Rouveen en Ommerschans. Friesland noch Groningen wilden
een penning bijdragen in de kosten voor de lang ge wenschte verdieping
van den Reder-Rijn en den Yssel, zoolang de bondgenooten niets voor
den bouw van het fort bij Rouveen bijdroegen. Holland verkoos daarvoor
niets toe te staan, zoolang Zeeland een eigen meening omtrent het
toestaan van gelden koesterde. Zoo had ieder zijne redenen om niets
in het algemeen belang te verrichten. De ontworpen voorzieningen
betroffen eveneens de Yssel-linie, om door den aanleg van retranche-
mentende opstelling van uitleggers en verbetering van de vestingwerken
den vijand en den overtocht van de rivier te beletten. Men liet 't aan
vankelijk over aan de welwillendheid van Overijssel om de moerassen te
„bevochtigen" of voor het verkeer onbruikbaar te houden. De Staten
van Overijssel verzetten zich wegens de omstandigheid, dat van de
Yssel-linie en cle versterkte plaatsen aan de Zuiderzee meer werk werd
gemaakt dan van de oostgrens der provincie, derhalve ten bate van
anderen, terwijl Overijssel veeleer aan een inval blootstond. Zij verlang
den aanleg van forten aan de Glane (bij Lonneker), bij Goor Wierden