252 onderzoek naar de oorlogsjachten bij Orsoy, Rijnberk, voor de Beek (bij Xanten) en bij Schenkenschans voorbereiding eener expeditie onder den luitenant-admiraal De Ruyter, plannen voor de veiligheid van Oost- Friesland, Vlaanderen en samentrekking van een „corps d'armee" om trent den Rijn en den Yssel (1). Middelerwijl wekten het wapengekletter in Westphalen en aan den Rijn, ook de berichten omtrent de Fransche legers bezorgdheid. Een bij Sedan naar Grivet ingescheepte krijgsmacht van 10 a 12000 man, liggende op de Maas bij Charleville, ontving van den Spaanschen landvoogd vergunning om vervolgens over land naar Philippeville te marcheeren. Het groote leger, zoogenaamd met bestemming naar Duinkerken, verzamelde te Amiens Montreuil en Atrecht. Mochten de Fransclren tegen den wil van den landvoogd Argenteau en Navaigne bezetten, dan was de kolonel Erskine, commandeur van Maastricht, bevoegd aan de Spanjaarden hulp te verleenen (2). Op 11 Mei ontving de Raad van State opdracht om twee lijsten op te maken, vermeldende de compagnieën „van employ" tot formatie van twee „corps d'armee"één, om en bij Bergen-op-Zoomsterk 15 regimenten infanterie ad acht compagnieën en 6 regimenten cavalerie ad zes com pagnieën, onder bevel van prins Johan Maurits; het andere, nabij den Rijn en den Yssel, sterk 16 regimenten infanterie ad acht compagnieën en 6 regimenten cavalerie ad zes compagnieën, onder bevel van den veldmaarschalk Wirtz; elk korps met „eene goede ende bequame ar tillerie". Bij het opmaken der patenten volgens nieuw vastgestelde formulieren, bleek 't dat de lijsten onnauwkeurig waren: een op Overijssel aangewezen regiment was nog niet opgerichtwegens scheuring onder de Staten, waarbij de eene partij te Kampen, de andere te Zwolle ver gaderde. Wirtz had bedenkingen tegen de regeling, voornamelijk om de bevelen van de gedeputeerden te moeten opvolgen. Wanneer hij zulks vooruit had gewetendan zou hij volgens zijn beweren nimmer in Staatsoliën dienst getreden zijn; hij had zijne commissie met beperkt gezag alleen aangenomenomdat prins Johan Maurits zich daartegen niet had verzet. Na inlevering eener memorie omtrent zijne opmerkingen en wensehen vertrok hij voor eenige weken inet verlof naar Holstein. De verbeterde „Lyste van employ" werd op 19 November door de Staten Gfeneraal ge arresteerd, tegelijk met een gewijzigde garnizoensindeeling der verdere militie, welke, gelijk nader bleek, evenmin nauwgezet was opgemaakt. Zoo bleef men tot het volgende jaar voortsukkelen. De verheffing van den prins van Oranje tot kapitein-generaal zou tevens antwoord geven op de vraag: „off yet ende wat beter executie ende expeditie vande (1) Res. S. G. 23 Februari, 9, 18, 19 Maart 1671. (2) Res. S. G. 20 Maart, Seer. Res. S. G. 13 April 1671.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 272