7 kaiaktei. Zijn onverwachte dood maakte een einde aan de grootscho verwachtingen, die velen van hem koesterden. Na hem berustte de hoogste militaire waardigheid bij den veldmaar schalk Johan Wolfert van Brederodetevens kolonel der infanterie; hij was gehuwd met gravin Louise Christina van Solms, zuster der prinses-weduwe Amalia van Oranje; voorts, bij graaf WillemFrederik van Nassau sinds 1650 stadhouder van drie gewestenals meester- generaal der artillerie. Hij huwde 2 Mei 1652 prinses Albertina Agnes, dochter van prins Frederik Hendrik; op doordrijven van Holland be sloten H. H. M. zich voor het bijwonen van de huwelijksvoltrekking te Cleve „in de bequaemste ende gevoechlyckste termen te exkuseren" (1). Andere Nassauers in Staatschen dienst waren: graaf Johan Maurits de Biaziliaan, luitenant-generaal en kolonel der cavalerie, gouverneur van Wesel, sinds 1648 tevens stadhouder voor keurvorst Frederik Willem van het hertogdom Cleve en Meester der Johanniter-orde in de mark Brandenburg (2). Zijn broeder George Frederik was kolonel der cavalerie en commandeur van Rijnberk. Een achterkleinzoon van prins Willem I, Henri Charles de la Tremoille, hertog van Thouarsprins van ialmont, diende als kolonel der cavalerie (8). Genoemde lieeren hingen na 1650 de huig naar den wind en onderwierpen zich aan het overwicht van Holland. Keizer Ferdinand III verhief op 25 November 1652 de graven Willem Frederik en Johan Maurits in den Rijksvorstenstand. De Staten-Ge- rieraal namen de benoemingen voor „notificatie" aan en bepaalden dat Johan Maurits, uitsluitend en alleen in zijne hoedanigheid van stadhouder van Cleve genoemd zou worden „Doorluchtige Hoochgebooren Vorst ende Heer" en „Uwe Furstelicke Doorluchticheyt" (4). Deze titels kwamen ook voor Willem Frederik in gebruik (5). Overigens noemde men de nieuwe rijksvorsten hier te lande „prins", sinds 1655 ook graaf George Frederik hoewel diens verheffing pas op 6 Mei 1664 door keizer Leopold I geschiedde (6). De vraag in welke mate de in 1648 voor vrij en onafhankelijk ver klaarde Republiek gezien was bij andere mogendheden, kan alleen bevestigend beantwoord worden ten opzichte van de Staten en de Staatjes die op ondersteuning van de rijk geworden Hollanders rekenden. (1) Res. S. G. 6, 26 April 1652. (2) Ites. S. G. 10 September 1648, 11 Maart, 31 Juli 1652. Wy zullen hem Johan Maurits blijven noemen, hoewel li ij bij zijne tijdgenooten meer als graaf, later als prins Maurits bekend stond. (3) Zie Deel III, bladzijde 314. (4) Res. S. G. 21 November 1653. (5) Res. It. v. St. 7 December 1654. (b) Res. It. v. St. 7 Mei 1655, Zie Aanteekening N°. 1,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 27