Ö91 het algemeen bevel over de militie en de legers van den Ötaat. Tot „onderlinge gerustheyt" der heeren van Holland beperkten de Staten de macht over de militie nog voor een deel door de bepaling, dat de compagnie van Lijfgardes van Hunne Edel Groot Mogenden, de vier ordinaris compagnieën paarden en de verdere militie in hunne residentie onder niemands bevel dan dat van Hunne Edel Groot Mogenden en van Gecommitteerde Raden zouden staan, met uitsluiting van wien ook „van wat caracter, functie of digniteit in de Policie, of in de Militie „hy ook soude mogen wesen". Voorts werd aan het formulier van eed voor de militie op Hollandsche repartitie toegevoegd, dat nimmer tegen de provincie Holland of tegen eenige leden, steden, regenten of ambte naren zou mogen worden opgetreden (1). Het hoogste militaire gezag bleef na de Staten-Generaal bij de gedeputeerden berusten. Een secreete resolutie van 7 Juni schreef voor „dat de saecken van oorloge wel expresselick aen het oordeel, conduite „en absolute dispositie van de heeren haer Ho. Mo. gedeputeerden ende „gevolmachtigden te velde, naer ingenomen ad vis vande hooghgemelte „heer prince van Oranje, alsnog wert gelaten, om naer de opkomende „veranderingen, occurentien en voorvallen van saecken, pro e nata, „telckens te resolveren, met de maght van het Landt te ageren, die in „het geheel, ofte ten deele te employeren ofte volbrengen soo als deselve „naer ingenomen advis van Syn Hoogheyt zullen bevinden te behooren". Hunne Hoog Mogenden benoemden tot gedeputeerden en gevolmachtigden de heeren Adolf Hendrik Ripperda tot Beurse (Gelderland), Cornelis de Witt en Hieronymus van Beverningk (Holland), Marinus van Crommon (Zeeland), Gaspar Schade (Utrecht), Arnout van Vierssen (Friesland), Jacor van Coevorden (Overijssel)Hendrik Ludolf Gockinga (Groningen), benevens Johan van der Nieuburch uit den Raad van State, later nog Filips de Zoete de Lake van Vilders, heer van Zevender, lid van den Raad van State, Bonifacius van Vrijbergen (Zeeland) en Jacob van der Tocht (Holland). Crommon, Van der Nieu burch en Van Vierssen traden op te Maastricht, Zevender, Van der Tocht en Van Vrijbergen tusschen Maas en Schelde; zij konden, al vorens te besluiten, het advies der gouverneurs ter plaatse inwinnen. Hieronymus van Beverningk was de voornaamste raadgever van den prins (2). Op den kapitein-generaal volgden in rang de veldmaarschalken prins Johan Maurits van Nassau en Paulus Wirtz, Hunne Hoog Mogenden bevorderden op 12 April: bij de cavalerie tot generaal, den Rijngraaf van Salm, tot luitenant-generaals, Johan van Welderen en graaf Wal raven van Nassau, tot commissarissen-generaal Johan Barton de Montbas (1) Res. H. 5 Maart 1672. (2) Res. S G. 4, 26 Februari, 17, 24 Maart, 13, 14 April, 3, 15, 17, 28 Mei, Res. R. v. St. 8 April (Reglement), Comm. S. G. 13 April, 28 Mei 1672.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 311