Ê92 ên Ludolf van Steenhuysen; bij de infanterie tot generaal Frederic van Nassau-Zuylenstein tot luitenant-generaals Hans Willem van Aylua en graaf Coenraad Christoffel van Königsmark, tot ser- geant-majoor-generaals John Kirkpatrik en graaf Otto van Limburg Stirum; bij de artillerie tot meester-generaal graaf Willem Adriaan van Hornes. De prins van Oranje benoemde den luitenant-kolonel George de Hartoge van Yalckenborch tot brigadier bij het leger te velde: gelijk in den Deenschen oorlog een rang of betrekking van tijdelijken aard (1). IY. De Frontieren. Op 11 Januari diende de Raad van State uitvoerige voorstellen in bij Hunne Hoog Mogenden „1 Aengaende het volck van oorlogh te voet ende te paert, alsmede „de ordre in de Militie te observeren. „2 Aengaende de verseeckeringe van de respective Frontierplaetsen „ende ordres inde selve te observeren. „3 Nopende de Rivieren, Moerassen, passen ende ad venues. „4 Aengaende de artillery ende t' geene gerequireert wort tot een „expeditie te velde. „5 Raeckende de flnantie ende het furnissement vande vereyste gelt- „middelen" (het bewuste reserve-fonds van zeven millioen). „6 Concernerende het employ van s' Landts Militie tot securiteyt van „den Staet" (2). De beslissing van Hunne Hoog Mogenden liet langen tijd op zich wachtenomdat zij vooraf alles in handen gaven hunner gevolmachtigden voor de militaire zaken om te „visiteren, examineren ende daervan „rapport te doen". Yervolgens hadden de bondgenooten nog te beslissen, zoodat elk onderdeel slechts gedeeltelijk en broksgewijze in vervulling kon komen: het noodlot, hetwelk in strijd met het devies der Unie „Eendracht maakt macht" op alles in de Republiek zijn stempel drukte. Zelfs de voorstellen om aan de gouverneurs en commandeurs te bevelen zich naar de hun toevertrouwde plaatsen te begeven, aan de betrokken hoofdofficieren om zich bij hunne troependeelen te voegen, vereischten een nader onderzoek. Betreffende de gouverneurs en commandeurs was de zaak niet zoo eenvoudig. Yelen waren of werden ingedeeld bij het leger te velde, zoodat in het tijdelijk bevel moest worden voorzien. Som mige vesting- en fortcommandanten of hunne plaatsvervangers liet men bijstaan door hoofdofficieren, wier compagnieën zich toevallig ter plaatse bevonden en aan wie geen bijzondere opdrachten waren toegewezen. Een (1) Res. S. G. 22 April 1672. De brigadiers in het Fransche leger hielden rang tusschen de kolonels en do generaal-majoorsde betrekking was in 1667 bij de cavalerie, in 1668 bij de infanterie ingevoerd. (2) „Advysen van den Raad van State aen haar Ho. Mo. 1672".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 312