294
zoenen, na aangebrachte wijzigingen, op 4 Februari 1672 worden vast
gesteld (1).
Friesland en Groningen verlangden tot bescherming van hun grond
gebied en van Drente een „vliegent leger" (mobiele colonne) nabij Meppel
op te stellen, tevens maatregelen om den vijand te beletten door Oost-
Friesland voort te dringen.
Hiertoe moesten de grenzen van het graafschapvooral Stickhausen
voldoende worden bezet. Om dit te bewerken, tevens ter beöindiging
van de oneenigheden tusschen vorstin Christina Charlotte en de
Stenden, -zonden de Staten-Generaal een commissie naar Oost-Friesland.
Zij beschouwden dit als een binnenlandsche aangelegenheiddoch Graden
als gewoonlijk veel te zwak op. 't Gelukte aan de gedeputeerden van
Hunne Hoog Mogenden op 14 en 15 Februari een „defensions accord"
tot stand te brengenmet gevolg dat sommige verdedigingswerken
werden hersteld en 600 man aangenomen, wier officieren den eed van
houw en trouw aan den landsheerde Stenden en het geheele landschap
moesten afleggen. De vorstin trachtte deze macht dienstbaar te maken
aan hare bijzondere belangen door de benoeming van vice-commandeurs
het verleggen van compagnieën en het „invoeren van Esensche volckeren",
uitsluitend in eede van haar en haar zoon Christiaan Everhard, terwijl
zij verlangde, dat de Stenden alles zouden betalen. De eensgezindheid
tusschen de vorstin en de Stenden bleef derhalve niet van langen duur.
Elke partij klaagde de andere bij de Staten Generaal aan. Dezen verge
noegden zich met een aanschrijving aan de Stenden om het „defensions
„accord preciselyck ende punctuelyck" na te komen, een andere aan de
vorstin om hare maatregelen betreffende de vice-commandeurs en de
„Esensche volckeren" ongedaan te maken (2).
Toen in het begin van April geruchten opdoken omtrent den marsch
eener bisschoppelijke krijgsmacht naar de zijde van Oost-Friesland, zond
de Raad van State vier compagnieën van de werving van 28 Maart naar
Emden, een compagnie naar Leeroord, waar slechts drie zwakke com
pagnieën lagen, en een compagnie naar Dijlerschans. Gelijktijdig be
stemden de Staten-Generaal den commandeur van EmdenArent Ludolf
Gockinga, met twee compagnieën voor het veldleger, terwijl de
Staten van Friesland en van Groningen elk een compagnie uit Emden
trokken, benevens 75 man uit de drie overblijvende compagnieënwelker
sterkte dientengevolge tot 200 man verminderde. De regeering van
Emden toonde zich zeer verstoord over deze maatregelen en achtte veeleer
(1) Res. S. G. 10 November 16712 Januari4 FebruariAdvysen R. v. St. 19 Januari
1672. Zie Aanteekening No.
(2) Seer. Res. S. G. 1 Januari, 10 Februari, Res. S. G. 2 Januari, 18 Maart, 4, 6, 15
April, 7, 10, 16, 19, 31 Mei, 21, 31 October, 14, 21 December, Seer. Res. H. 8 Januari
1672Res. S. G. 18 Januari 1673,