800 Op 20 October verlieten zij de stad en aanvaardden de reis naar 's-Gra- venhage. De belangrijke vestingen van Staats-Brabant eischten sterke garnizoenen. In 't laatst van Mei lagen te Breda en onderhoorige forten 29 compag nieën te voet en werden nog 17 compagnieën verwacht, te samen 46 compagnieën, elke gerekend op 80 man: dus 3680 man op papier, tegenover 7000 man als noodig. Een maand later waren slechts 18 com pagnieën te voet en 2 te paard aanwezig, meerendeels nieuw geworven militie; de vaan van wijlen kolonel Hauterive was „ontbloot van alle „officieren". In Juli kreeg het garnizoen een versterking door de komst van het Spaansche regiment van prins Karel van Yaudemont zoon van hertog Karel III van Lotharingen. Van de nieuwe wervingen hadden het regiment gardes van Zijn Hoogheid en tien andere compagnieën bare loopplaatsen te Breda. De 18 compagnieën waren belast met de bewaking en verdediging van 5 groote hoornwerken15 bolwerken, 29 halvemanen en ravelijnen, benevens een uitgebreide contrescarp, ongerekend de twee forten en de in aanbouw zijnde buitenwerken. Het oordeel over deze op Holland gerepartieerde troepen luidde: „Dat het nieuwgewapentende „vooral ongewapent volck, is van allerley natiën, ongedisciplineert ende „licentiëus, sonderlingh de Francoisen, die seer veele sijn, en daer „ondergetwyffelt veele espions. Dat van dit nieuwe licentieus ende rouwe „volck op de continuatie van wanbetalinge hare soldye niet anders als „mutinatie, pillage te verwachten staet. Dat sulex te dangereusen is „overmits de meeste hare geworvene officieren syn luiden van onver- mogen, den dienst geambieert hebbende om winst en voordeel, en „bovendien sonder veel gesagh". De Raad van State beloofde in het gebrek aan haspels of Friesche ruiters, schiet- en schanskorven, knodsen of morgensterren en 20000 palissaden te zullen voorzien, evenzoo in de behoefte aan geschut: slechts zes bruikbare kanonnen, eenige bommen, maar geen mortieren waren aanwezig, voorts 3200 onbekwame hand granaten; de palissaden uit de grachten waren indertijd aan de meest biedenden verkocht. De gouverneur Frederik van Nassau-Zuylenstein wiens aanwezigheid dringend vereischt werd, bevond zich wegens aan hem opgedragen dienst elders. Over zijn plaatsvervanger, denFranschen kolonel Moriac, toonden de Staten-Generaal zich niet tevreden. In afwachting der terugkomst van den gouverneur vervingen zij hem door kolonel George Johan van .Weede van Walenburg, den gewezen com mandeur van Grave (1). John Kirkpatrik, gouverneur van 's-Hertogenboschkon bij het ver schijnen van Turenne in de Meierij over nauwelijks vijf compagnieën (1) Seer. Res. S. G. 1(3 April, 23, 28 Mei, 29 Juni, 4, 15 Juli, 12 Augustus, Res. R. v. St, 1 6 Juli 1672.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 320