801 infanterie beschikken. Volgens een door hem ingezonden opgave was aan alles gebrek, in de eerste plaats aan geschut. Gelukkig deed de gewapende burgerij haar plicht. De gouverneur was gemachtigd om de ingezetenen van de Meierij tot een getal van minstens 1000 man onder de wapenen te roepen. Het garnizoen ontving versterking van de voor malige bezetting van Grave en van het Spaansche regiment van graaf Frans van Schellaert. Betreffende het gebrek aan geld, mocht de magistraat noodpenningen van koper of ander metaal laten slaan. Het voornaamste verdedigingsmiddel vormde de onderwaterzetting, door het stopzetten van de Dieze tusschen de onderhoorige forten Engelen en Crevecoeur (1). Ter beschikking van prins George Frederik van Nassau, gouverneur van Bergen-op-Zoomwaren aanvankelijk zeven van de dertien voor het secours naar de Spaansche Nederlanden aangewezen regimenten gebleven. Aangezien de meeste later naar den Yssel werden gezonden, bleef in Mei slechts een zwak garnizoen over. Steenbergen, door het garnizoen ontruimd, moest alle aanwezige voorraden aan Bergen-op-Zoom afstaan en mocht voor hoogstens acht dagen levensmiddelen behouden. Als sleutel van Zeeland had deze provincie het meeste belang bij het behoud der veste. De Staten van Zeeland zonden acht compagnieën van het regiment van Theodorus van Vrijbergen uit Rammekens, benevens andere troependeelen naar Bergen-op-Zoom en vergunden aan een door Zeeuwsche burgers opgerichte vrijwillige compagnie zich daarbij te voegen. De gedeputeerde Willem Lieven van Vrijbergen kreeg opdracht om bij Monterey de tijdelijke overname van een regiment dragonders voor reke ning van Zeeland te bewerken, waarbij hij de kosten „soo kleyn sal „trachten te stipuleren als mogelyck sal zijn". Het gevolg was, dat in October het Spaansche regiment infanterie van Jacques de Fariaux in de resolutiën van Hunne Hoog Mogenden genaamd de „tierce de „Fario" te Bergen-op-Zoom in dienst kwam. De kosten van onderhoud ad 12500 hoopte Zeeland later van de Generaliteit terug te krijgen (2). Het bezit van Breda, 's-Hertogenbosc-hBergen-op-Zoom en Heusden hoopte men door onderwaterzettingen te verzekeren. Aangezien de Gene raliteit onmogelijk deze plaatsen voldoende van levensmiddelen en am munitie kon voorzien, werden een paar schepen als algemeen magazijn ingericht, waaruit zij in den uitersten nood beurtelings konden putten (3). Scheen het westen van Brabant voldoende beveiligd, geheel anders was 't in het oostelijk deel gesteld, hetwelk, vooral na de ontruiming van Gennep, Ravestein en Grave, geheel open lag voor brandschatting en plundering door vriend en vijand. (1) Seer. Res. S. G. 31 Mei, 3 Juni, 12 Juli, Res. S. G. 23 November; Bommel, 's-Her- togenbosch en Breda mochten papieren noodgeld uitgeven (Res. S. G. 20 Juli 1672). (2) Seer. Res. S. G. 3, 6, 7, 12 Mei, 30, Juni, 15 Juli, Res. S. G. 27 October, Res. Zeeland 1, 22 Juli, 6, 7, 13 October 1672. (3) Seer. Res. S. G. 7 1728 Mei 1672.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 321