802
Te Eavestein hadden de Staten-Generaal de vestingwerken laten op
maken met verzekering aan den landsheer, hertog Filips Willem van
PaltsNieuwburg, dat 't geen nieuwe werken, slechts herstellingen
betrof. Het garnizoen gaf zich, even als dat van Grave, over aan
„insolentien ende foules", zoodat aan een ernstige verdediging viel te
twijfelen. Op 12 Juni gaven Hunne Hoog Mogenden gehoor aan het
verzoek van den hertog tot verwijdering van garnizoen, geschut en voor
raad naar Grave, of, mocht zulks niet mogelijk zijn, naar 's-Hertogen-
bosch (1).
De vesting Grave was als loopplaats voor nieuw te werven compagnieën
aangewezen, dientengevolge overvuld. De eigenlijke bezetting bestond
slechts uit zes onbetaalde, niet van munitie voorziene compagnieën, en
werd allengs vermeerderd met een paar compagnieën uit Breda, 495 waard-
gelders uit Holland en de voormalige bezettingen van Ravestein (22 Juni)
en Gennep (25 Juni), zoodat de sterkte tot 2425 man klom. Toch durfden
Hunne Hoog Mogenden na den val der Rijn-vestingen geenszins op een
behoorlijke verdediging rekenen. Zij bevalen het vertrek van garnizoen,
geschut en magazijnsvoorraad naar 's-Hertogenboschmet uitzondering
van vijf compagnieën, welke moesten beproeven binnen Nijmegen te
komen. De commandeur George Johan van Weede van Walenburg
verzette zich te vergeefs tegen de ontvangen last; op 1 Juli verliet hij
de hem toevertrouwde veste, zonder langer het antwoord op zijn aan
den prins van Oranje gezonden protest te kunnen afwachten. De ont
ruiming stond gelijk met „montrer le chemin a la France d'attaquer
„Bois le Due". Nauwelijks aldaar aangekomen, bereikte van Weede het
bevel van Zijn Hoogheid om te Grave te blijven, waarop hij ijlings
met tachtig dragonders zijn troep vooruit reed, doch te Grave aange
komen vernemen moest dat de magistraat reeds met den vijand in
onderhandeling was getreden. Toen hij bovendien vernam, dat zijn in
aantocht zijnde troep bij het dorp Reek was geslagen, zag hij zich ge
dwongen Grave aan haar lot over te laten. Na terugkeer te 's-Her
togenbosch van den in wanorde verkeerenden troepwaarvan vele onbetaald
gebleven soldaten onderweg het hazenpad hadden gekozen, verdeelden
de Staten van Holland het overschot over de garnizoenen van Heusden
Crevecoeur, Geertruidenberg en Clundert. Volgens de op 5 Juli gesloten
capitulatie behield de prins van Oranje zijne rechten op de heerlijkheden
Grave en den lande van Cuyck (2).
De gedeputeerde te velde Willem Lieven van Vrijbergen zocht de
verdedigbaarheid van Staats-Vlaanderen zoo goed mogelijk te bevorderen.
In Juli zond de prins van Oranje den luitenant-generaal graaf Coenraad
(1) Seer. Res. S. G. 12 April, 2, 12 Juni 1672.
(2) Res. S. G. 20 Februari, 5 April, 2, 20 Juli, Seer. Res. S. G. 30 Mei, 7, 24, 27, 28, 30
Juni, 5 Juli, Res. H. 23 Juni 1672.