308 Ohristoffel van Königsmark daarheen om in Staats-Vlaanderen en te Bergen-op-Zoom alles te bewerkstelligen, wat aan de verdediging ten goede kon komen. Zeeland was dus aan de landzijde volkomen beveiligd. De geringe bezettingen der vestingen en forten in Staats-Vlaanderen vormde een der redenenwaarom men tot ontmanteling van Aardenburg en Oostburg dacht over te gaan; de arbeid zou worden verricht door soldaten, tegen een belooning van zes stuivers daags. Eerstgenoemde vesting bleef gespaardniet alzoo Oostburg en de Krabbeschans. De magistraat van Oostburg verwittigde Hunne Hoog Mogenden, dat „tot „harer groote droeffheyt" de wallen waren nedergeworpen op last der Staten van Zeeland, zonder dat zij wisten of zulks was geschied op last van Zijn Hoogheid of van de Generaliteit. De Staten Generaal machtigden de Staten van Zeeland om de dijken en dammen in Staats-Vlaanderen door te steken en beloofden troepen te zullen zenden. De aan het be- kleeden van meerdere betrekkingen verbonden nadeelen bleken opnieuw ten opzichte van het commandement der belangrijke vesting Sluis. Wegens afwezigheid van den commandeur Maurits van Nassau-La Leck en zijn plaatsvervanger kolonel Theodorus van Vrijbergen trad als zoodanig op de kolonel Simon Schotte, commandeur van Philippine, die weder werd vervangen door kolonel Winkelman. Het garnizoen van Sluis ontving versterking van het Spaansche regiment van Ernest de Clèves. Te Aardenburg kwamna den mislukten aanslag van den markies van Nancré het Spaansche regiment van kolonel Ernest Fran- qois d'Esclaibes du Fay in garnizoen; de stad bezat geen middelen om dit regiment van vuur, licht, dekens en kleeding te voorzien, zoodat groote ontevredenheid bij den troep ontstond. De kolonel du Fay kreeg later opdracht om bij afwezigheid van kolonel Schotte het commandement over Sluis waar te nemen (1). De Staten van Zeeland benoemden gewoonlijk in oorlogstijd een alge- meenen bevelhebber over de garnizoenen van Walcheren: Antony Crock gedurende den eersten, Caspar de Mauregnault gedurende den tweeden Engelschen en den tegenwoordigen oorlog (2). De bewaking van de Hollandsche en de Zeeuwsche kustende zeegaten en havens was aan de vloot toevertrouwd. Bovendien werd van gene- raliteitswege cavalerie belast met de bewaking der stranden. In April waren geplaatst (3) van het regiment graaf van Wittgenstein 1 compagnie te 's-Gravenhage, 1 compagnie te Beverwijk, 4 compagnieën aan het strand; (1) Seer. Res. S. G. 19, 27 Februari, 10, 12, 22, 23 Maart, 25 April, 15 Juli, Res. S. G. 1, 13 April, 20 Juni, 3 September, Res. R. v. St. 7, 19, 23 April, 9, 22, 28 November 1G72. (2) Res. Zeel. 8 Juli 1052, 13 Januari 1665. (3) Res. R. v. St. 13 April, Res. S. G. 15, 18, 23 Maart, 15, 18 April, Res. II. 5 Maart, 15 Juli, Seer. Res. S. G. 19, 27 Maart, Advysen R. v. St. 15 April 1672.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 323