12 colonnelle van 150 hoofden op 100, bij de overige compagnieën van 120 of 100 hoofden op 70. Totaal der jaarlijksche bezuiniging2.544.179. Tevens stelde men voor slechting van de fortificatie-werk endie door uitbreiding van het grondgebied nutteloos waren geworden. Daarvoor kwamen aanstonds in aanmerking de forten: op de Pettelaar bij 's-Her- togenbosch, Oud Lillo en Blaugaren bij Lillo, Santberg bij Hulst, Juf frouwenschans bij Yzendijke, de Nievelter, Hans Yriesen-, Slikkenburger- en Hendrik-schansen bij Oostburg, benevens eenige redouten langs de Waal, de Maas en den Rijn (1). Deze reductie ging echter Holland niet ver genoeg. In plaats van de compagnieën van 120 en van 100 op 70 hoofden te brengen, wilde de provincie de vermindering tot 50 uitstrekkenwaardoor een jaarlijksche bezuiniging van ongeveer 8.600.000 kon worden bereikt. Volgens prins Willem waren de voorstellen van den Raad gegrond op de tot verzekering van het land noodig geachte sterktewanneer de Heeren van Holland zich daardoor bezwaard gevoelden, dan wilden hij hen „boven 't vermogen van he ure finantie niet gerne belasten". De bond- genooten kantten zich aanvankelijk tegen Holland's opvattingmaar toen de Staten van dit gewest, trots verzet van Leiden hunne plannen dreigden uit te voeren zonder zich aan anderen te storen, gaven zij toe: behalve Groningen, welke provincie tijdelijk door de „swevende diffe- renten" tusschen de stad en de Ommelanden niet in de Staten-Generaal vertegenwoordigd werd. Dientengevolge stelde de Generaliteit (2) op 30 Juli de reductie vast, voor de ruiterij overeenkomstig het voorstel van den Raad, voor de infanterie naar de wenschen van Holland, met bepaling, dat „de nieuwe sterkte moest bestaan uit effective soldaten „om den Lande dienst te connen doen". Op verzoek van Holland maakte de Raad van State een nieuwe lijst van sold ij-betaling op.- De provinciën zouden nader omtrent het lot der „oudeimpotente, gekwetste „en verlempte soldaten" beslissen; de namen dezer „miserable men- schen", werden voorloopig onderaan op de monsterrol gesteld. Daarmede was de eerste stap op het pad van bezuiniging gedaan de Edel Groot Mogenden van Holland bleven echter van meening om „voort „te vaeren in het stuk van de mesnage, soo in de naerder verminderinge „van de Militie, affschaffen van Lasten", enz. Intusschen besloten zij, „dat aan prins Willem vermits desselfs meriten ende goede diensten „den Lande gedaen, en die van Hooggedachte Hoocheyt alsnog werden „verwagt, sal werden gedaen een reeel compliment ter somme van (1) Res. li. v. St. 17, ly, 22, 25, Res. S. G. 22 Juni lül». (2) Staten-Generaal en Raad van State te samen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 32