314 VII. Krijgsverrichtingen ter zee. De begrootingen van 7 Maart 1671, 4 Februari, 28 Maart en 28 April 1672 bevatten aanzienlijke bedragen voor de uitrusting en de uitbreiding der vloot. Had men de drie laatste vroeger voorgestelddan ware meest waarschijnlijk de Nederlandsche vloot tegen eiken vijand opge wassen. Zoover hadden de zorgen van Johan de Witt zich echter niet uitgestrekt. Volgens de geest des tijds begon men pas aan afweer te denken als het gevaar reeds voor de deur stond. Dat de vloot in 1672 toch aan stoute verwachtingen heeft voldaan, mag niet alleen worden toegeschreven aan onze bekwame vlootvoogden, Michiel Adriaansz. de Ruyter aan de spits, aan de toewijding van de gebroeders Johan en Cornelis de Witt, maar ook aan de dubbelzinnige houding van de Franschen, het geluk en de weersgesteldheid, die elke vijandelijke lan ding op onze kusten belette. Hunne Hoog Mogenden droegen het opperbevel over de vloot op aan den luitenant-admiraal de Ruyter. Onder zijne orders stonden de lui tenant-admiraals Adriaan van Trappen gezegd Banckert van de Zeeuw- sche-Aert van Hes en Willem Jozef van Gent van de Hollandsche- Hans Willem van Aylua van de Friesche admiraliteit; de Zeeuwsche vlootvoogd was niet als plaatsvervanger van de Ruyter aangewezen: een der redenenwaarom de Staten van deze provincie bezwaar maakten om hunne schepen te laten uitvaren. Hans Willem van Aylua bleet als sergeant-majoor-generaal bevelhebber van het „Vliegent Leger" bij Meppel. De luitenant-kolonel Franqois Palm en de sergeant-majoor graaf Johan Belgicus van Hornes van het regiment mariniers van Willem Jozef van Gent kregen bevel respectievelijk over een schip van Amsterdam en van het Noorderkwartier. De kolonel van het 2e regiment Hollandsche mariniers George Johan van Weede bleef commandeur te Grave; de luitenant-kolonel en de sergeant-majoor kwamen aan boord van een dei- schepen „om sich tot den maritimen dienst meer ende meer bequaem „te maken". De luitenant van den provoost-generaal werd met drie trawanten en een scherprechter aan boord van het admiraalschip inge scheept; zij waren het geheele jaar 1671 onbetaald gebleven en ver zochten thans dringend eenig geld mede te krijgen (1). De Ruyter kon evenmin onafhankelijk handelen als de kapitein- generaal. Cornelis de Witt vertoefde aan boord van zijn admiraalschip als gedeputeerde en gevolmachtigde van Hunne Hoog Mogenden, waar hij als zoodanig door 50 soldaten „gardes maritimes", gekleed in roode rokken met gele voering de kleuren der generaliteit was om geven (2). (1) Res. S. G. 20 Februari29 April8 Mei 1672G. P. B. III 221 dd. 14 Aprilregeling van de rangverhouding tusschen zee- en landofficieren. (2) Res. H. 216 AprilRes. S. G. 682025 AprilSeer. Res. S. G. 26 April 1672,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 334