14 compagnieën. De regimenten Beveren, Scott, Pain et Vin en Gold
stein werden uit Valenciennes en Kamerijk per schip vervoerd naar Ant
werpen en marcheerden naar Lillode regimenten Cassiopijn en Westerloo
kwamen uit Namen. In afwachting van hun afmarsch naar den Yssel
bleven deze korpsen voorloopig in Staats-Brabantde hoofdofficieren
moesten zich weder bij hunne regimenten voegen, uitgezonderd kolonel
Johan van Beveren, die te Geertruidenbergen luitenant-kolonel Willem
Copes, die te Wesel bleven. Voorts was Monterey bereid om boven de
beloofde 1000 ruiters nog 2000 paarden te zenden. De 1000 ruiters,
21 compagnieën onder don Mario Cayapfa, kwamen te Maastricht,
waar hunne officieren door de gedeputeerden en den Rijngraaf van Salm
zeer gul werden ontvangen; maar uit vrees voor „het gebreck van voeder
„ende hare geldeloosheytgevoeght bij den ouden haat tusschen de
„Spangiaerts ende onse militie" bleven zij slechts drie dagen te Maas
tricht. Betrekkelijk de 2000 ruiters stelde Monterey voor om de beta
ling bij wijze van voorschot op zich te nemen. Hunne Hoog Mogenden
beweerden echter de ruiterij onmogelijk „op hypotheecq" te kunnen aan
nemen, waartoe werden vereischt een repartitie, een petitie en de con
senten, alles bij elkaar „van seer groten ende wydtluftigen train", binnen
welken tijd de ruiters al lang waren vertrokken. Ook konden de kosten
niet worden afgenomen van de legerlasten, waarop nog slechts weinig,
door Zeeland en Friesland niets betaald was. Hoezeer de geldzorgen
niet zouden uitblijven, kwamen de 2000 ruiters toch over. Behalve het
regiment van Karel Diederik Otto, Wild- en Rijngraaf, prins van
Salm (1), dat uit Venlo naar Grave trok, kwamen de overigen op 6 Juni
onder de sergeant-majoor-generaals Leon de Villaneuva en Jean Chre
tien de Landas, heer van Louvignies, te Hoogstraten bijeen, vanwaar
ze onder geleide van het lid van den Raad van State Filips de Zoete
de Lake van Villers, heer van Zevender, op 15 Juni Reenen bereik
ten. Hunne verdere bestemming was de Yssel.
Bij de algemeene kennisgeving omtrent de oorlogsverklaringen van
Frankrijk en Groot-Brittannië voegden Hunne Hoog Mogenden de alles
behalve fiere zinsnede „dat mitsdien deselve Ingesetenen niet anders te
„verwachten hebben dan door de wapenen van de hoochstgedachte Co-
„ningen alomme geinfecteert, aengetast ende geplondert te werden" (2).
De nadering der Franschendie blijkbaar van een beleg van Maastricht
afzagen, werkte sterk op de Hollandsche zenuwen. De provincie had
weinig of geen zorg gedragen, zoomin voor de verdedigingswerken als
(1) De prins van Salm was uit hetzelfde geslacht als de Wild- en Ryngraven in Staatsoliën
dienst. Dezen waren slechts graven van Salm.
(2) Seer. Res. S. G. 26 Maart, 2. 18, 20, 29 April, 23 67161719 202327—
30 Mei, 2, 30 Juni, 3 Juli, Res. S. G. 13, 26 April, 3, 22 Mei, Res. R. v. St. 7 Mei, Uit
gaande brieven dd. 2 Juni, Res. H. 14, 18 Mei, 8, 10, 12 Juni, Verbalen van gedeputeerden
te Maastricht dd. 2 Juni 1672.