320
voor de magazijnen der tot haar gebied behoorende plaatsen Crevecour,
Engelen, Heusden en Geertruidenbergen zond nu afdeelingen waard-
gelders en burgers naar Heusden, Geertruidenberg, Woudrichem en Loe-
vestein, bestemde andere naar Dordrecht en Gorinchem, en ijverde
bij de Staten-Generaal om de groote Brabantsche vestingen, de forten
Crevecoeur en Engelen van meer garnizoen te voorzien. Vreemd doet 't
aan, dat Holland bezwaren maakte om het regiment Torsay, ingevolge
last van Hunne Hoog Mogenden, uit hare provincie naar Breda te laten
vertrekken. Zulke .opvattingen leidden tot groote tijdverspilling, omdat
Hunne Hoog Mogenden aarzelden te beslissen, zonder zelfs de nietigste
zaken alvorens te laten „visiteren en examineren" (1).
Op 19 April nam de prins van Oranje afscheid van Hunne Hoog Mo
genden om het bevel van prins Johan Maurits van Nassau te Doesburg
over te nemen, alwaar zich de gedeputeerden, de hoofdofficieren van de
te verwachten regimenten en de kolonel Pain et Vin als kwartiermeester-
generaal van het leger bij hem aanmeldden. De prins beschikte over
6000 voor kosten van „correspondentie ende 't nemen van kontschap
pen". Vrijleger werd afgekondigd ten plattelande en bij den Yssel.
De paardenposterijen moesten de afstanden afleggen: van 's-Gravenhage
naar Doesburg in 14-, naar den Helder in 12-, naar Vlissingen in 15
uren „met vaerbaer wTeder", naar Maastricht in 16-, naar 's-Hertogen-
bosch in 13 uren. Zooals reeds is medegedeeld, waren IS regimenten
infanterie van 10 compagnieën ad 100 man, 14 regimenten cavalerie
van 6 compagnieën ad 80 ruiters, benevens 2 compagnieën gardes te
paard voor het veldleger aangewezen. Maar op die sterkte kon geenszins
worden gerekendterwijl de gedeputeerden luide klachten indienden over
de wanorde in de patenten. De meeste infanterie-compagnieën bevonden
zich „allesints in soo quaden staet", dat in plaats van 180 compagnieën
slechts 119, ter gezamentlijke sterkte van minder dan 8000 man in
plaats van 18000, voor den velddienst geschikt waren; onmogelijk konden
alle posten tusschen Ysseloord en Zwolle behoorlijk worden bezet. De
troepensterkte aan den Yssel stond in geen verhouding tot die van
Maastrichtwaar in April het aantal soldaten-combattanten 5597 bedroeg.
Hoewel ten slotte 143 compagnieën aan den Yssel verschenen, moesten
Hunne Hoog Mogenden erkennen dat het leger „seerswack, sonderlingh
„van Infanterye" was. De cavalerie kon in het tekort niet voorzien.
Graaf Walraven van Nassau werd te Doesburg met de cavalerie uit
de Rijnstreken en andere plaatsen verwacht. Voorts waren 1000 Spaan-
sche ruiters uit Maastricht beschikbaar, 2000 in aantocht uit de Spaansche
Nederlanden. Noodgedwongen moest men zijn toevlucht nemen tot de
gewapende huisluiden, die echter geen flauw begrip hadden van krijgs-
(1) Seer. Res. S. G. 5F, 918 MeiRes. H. 1418 Mei 1672.