823 „medevoeren, ende in het Leger venten ende verkoopen de droguesende „medicamenten, die aldaer nodigh souden mogen wesen"; hij kreeg vrij mondkost tot hoogstens 2 daags (1). De gedeputeerden te velde schreven dd. 21 Mei uit Zutphen aan Hunne Hoog Mogenden: „De prins van Oranje heeft gisteren op een heide „anderhalf uur van hier by goede ordre gerangeert alle de militie te „paart en te voet van dit kleyne Leger, ende wy moeten met waerheyt „seggen dat wy van de paarden ende van de manschap, ook van de „ordres ende van de exercitie volkomen zyn voldaan geweest, maar wy „moeten daar by voeghen, dat het getall bysonder van het voetvolk soo „kleyn is, dat wy houden voor een zake absolutelyk onmogelijke dese „Posten van soo wyden etendue daarmede te bewaren". Dit oordeel was wel eenigszins in strijd met een kort te voren door gedeputeerden ingediende klacht over den slechten toestand der militie en het ge mis aan eenheid van kaliber der handvuurwapenen; Friesland had hen zelfs gemachtigd om plichtverzakende officieren te beboeten, desnoods te schorsen of te ontslaan, Holland om de officieren te straffen, wier compagnieën onvoltallig waren of onbekwame soldaten telden. Op de revue onder de bevelen van een Oranje scheen alles onberispelijk te zijn. Eenige dagen later inspecteerde Zijn Hoogheid de retranchementen en de nieuwe batterijen langs den Yssel. De Prins toonde groote bezorgd heid over liet „affgryselyk" vallen van het water, zoodat tusschen Ysseloord en Dieren wel tien doorwaadbare plaatsen waren aan te wijzen. Het eenige behoedmiddel bestond naar 's Prinsen meening daarin „dat „men alle maght die men kan bijeen schrapen, ten spoedighsten hier „aen den Yssel doet komen". Het hooi begon te ontbreken; ofschoon meerdere daarmee geladen schepen op de Waal lagen, konden ze den Yssel wegens den lagen waterstand niet opvaren. Bij gemis aan stroo moesten de mannen zonder dekking onder den blooten hemel verblijven aan en langs den Yssel waren geen dorpen en huizen te vinden (2). Al spoedig zou zich de verwaarloozing van het leger gedurende de vredesjaren wreken: te weinig troepen, te weinig geschut, vervallen versterkingen, geen vertrouwen tusschen officieren en minderen of op de regeering. De geest van de gewapende burgers en boeren was ter neergeslagen en moedeloos. De gevolgen vertolkten zich, mits uitzon deringen, door zwakke verdediging, lafhartigheid en verraad. Op den laatsten dag van Mei werd het Yssel-leger gealarmeerd door geruchten omtrent het bezetten van Bocholt door den vijand. De gede puteerden schreven dd. 1 Juni aan Hunne Hoog Mogenden „dat het (1) Ros. S. G. 12 April, Res. R. v. St. 16 April 1672. (2) Res. S. G. 13 MeiSeer. Res. S. G. 2330 MeiRes. H. 7 Juni 1672.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 343