327 Op 9 Juni was Het groote hoofdkwartier der Franschen te Wesel ge vestigd. Condé wilde zich tegen de Yssel-linie in front wendendoch Turenne stelde voor om in de Betuwe te vallenzoodoende den rechter vleugel der Staatschen om te trekken, terwijl Luxemburg hen aan den Yssel bezig hield. Koning Lodewijk koos het plan van Turenne. De prins van Oranje had den commissaris-generaal der cavalerie Montbas belast met de verdediging van de Betuwe. Montbas beschikte tot be zetting van het terrein tusschen Huissen en het Tolhuis, nabij Lobith tegen over Schenkenschans, waar Rijn en Waal zich toenmaals splitsten, over slechts twee regimenten infanterie en twee regimenten cavalerie: een te kleine macht om een riviervak van ruim drie uren te verdedigen. Montbas plaatste het infanterie-regiment Aylua en het cavalerie-regiment Soutelande bij Huissen, de infanterie van Otto van Gent en de cavalerie van Kingma bij het Tolhuis; drie compagnieën van het regiment Van Gent lagen op Schenkenschans. De gedeputeerde Caspar van Beu- ningen gelastte schriftelijk aan Montbas om terug te trekken, zoodra hij ge vaar voor Nijmegen duchtte. Yermeenende dat zulks op 11 Juni dreigde, verliet Montbas zijn stelling zonder een aanval af te wachten en meldde zich denzelfden dag bij den Prins te Dieren (1). De Prins zond onmid dellijk den veldmaarschalk Wirtz met de cavalerie-regimenten Kingma, Haersolte Nassau La Leck Catzler en het infanterie-regiment Aylua zonder geschut, naar het bedreigde punt. Wirtz bereikte het Tolhuis, terwijl de vijandelijke cavalerie bezig was, deels zwemmende, de rivier op een haar door een boer aangewezen doorwaadbare plaats over te te steken. Wirtz ging met zijn voorste compagnieën ruiterij den vijand te water te gemoetdoch werd niet door de volgende afdeelingen onder steund; zijne ruiters sloegen op de vlucht. Hoewel het regiment Aylua den aanstormenden vijand niet kon tegenhouden, verweerde het zich dapper. Condé werd gewond en moest het bevel aan Turenne over geven. Van het regiment Nassau La Leck geraakten vier compagnieën „het minst of weynich beschadight binnen Aernhem" (2). Op 13 Juni bereikte Turenne den weg tusschen Nijmegen en Arnhem. Nu hij de Yssel-stelling in den rug bedreigde, terwijl het leger van Lu xemburg, waarbij zich de koning en zijn broeder, hertog Filips van Orleans, hadden gevoegd, de rivier in front aanviel, machtigden Hunne Hoog Mogenden op 16 Juni de gedeputeerden, gevolmachtigden en den Prins van Oranje om naar Holland terug te trekken. De Prins aan vaardde den terugtocht met achterlating van twaalf regimenten infanterie en eenige cavalerie in Nijmegen, Zwolle, Deventer, Zutphen, Doesburg en Arnhem, benevens twee regimenten infanterie voor Groningen en Friesland. De magistraat van Deventer hield het voor Groningen be- (1) De luitenant-generaal Hans Willkm van Aylua was niet bij zijn regiment aanwezig. Bjj liet regiment Kingma ontbrak een compagnie.' Zie Aanteekening N° 47. (2) S. G. Lias loopende 1G72 dd. 12 Juni.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 347