329 onderhandelingen aan om sauvegarde te bekomen van „Syn alder Chris- „telycxte Majesteyt". Als eenige verontschuldiging voor deze lafhartige handeling strekke de omstandigheid, dat de Staten van Utrecht al hun militie, 1000 burgers en 1000 huisluiden naar den Yssel hadden ge zonden. Het koninklijke leger brak den löden Juni op van Emmerik en sloeg het beleg voor Doesburg, welke vesting de kolonel Johan van Ingen Nulant, bij onwil der ruim 3500 man sterke bezetting onder dwang van het gepeupel, genoodzaakt was op 21 Juni over te geven. De meeste soldaten traden in Franschen dienst; 500 man werden gerantsoeneerd tegen 10 (1). De luitenant-generaal Louis d'Alvigny, markies van Rochefort, had onderwijl tusschen 15 en 20 Juni de onbezette plaatsen Wageningen, Reenen, Wijk bij Duurstede, Amersfoort envoorkorten tijd ook Naarden bezet. Hertog Filips van Orleans kwam op 21 Juni voor Zutphen. De commandeur George Wolfgang van Schwartzenberg beschikte over ruim 2200 man, waarbij drie compagnieën burgers uit Amsterdam en Utrecht, twee compagnieën waardgelders en vijf compagnieën schutterij. De soldaten ontvingen geen geld en geen levensmiddelen; de magistraat verschafte alleen droog munitiebrood. De burgers van Amsterdam en Utrecht wilden voor de wachten niet met de militie rouleerenzeggend» „dat sy gecomen waren als Borgers, en derhalve de vyant uyt dieStadt „en niet op de wallen aff te weeren gehouden en waren". Oordeelende dat de soldaten enkel op water en brood onmogelijk bij dag en bij nacht op de wallen konden blijven, vroeg de krijgsraad te vergeefs den ma gistraat om hulp. Den 26sten Juni geraakten de Franschen binnen de veste en maakten het garnizoen krijgsgevangen (2). Op 23 Juni verscheen Louis d'Alvigny, markies van Rochefort, met 100 „mousquetaires du Roy" te Utrecht. Drie dagen later aanvaardde koning Lodewijk te Doesburg de onderwerping van Utrecht. Hij vestigde op 27 Juni zijn hoofdkwartier te Zeist en reed eenige dagen later te paard, vergezeld door de hertogen van Orleans en Monmouth tot voor de poorten dei- stad, doch wilde niet binnengaan. JaxMes Fitz Roy, hertog van Mon mouth, natuurlijke zoon van Ivarel II van Groot-Brittannië en van Lucy Walters te Rotterdamwas detijds bevelhebber van een regiment Engelschen in Franschen dienst. De Staten van Utrecht moesten op last des konings alle militairen van hunne repartitie oproepen om zich binnen tien dagen te melden. De deserteurs, die daaraan gevolg gaven, werden bij het Fransche leger ingedeeld (3). (1) Res. II. 9 Juli, Res. S. G. 24 September, S. G. Lias loopende 1G72 dd. 24 Augustus. (2) Res. S. G. 8 Juli, S. G. Lias loopcnde 1672 dd. 18 Augustus (3) Res. II. 14 Juli 1672. Pamflet N° 10511.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 349