880
De Staten van Friesland gaven hunne verwondering te kennen „dat
„naer soo menichvuldige geblijc-ken van poltroneren ende wandevoiren
„bij militaire officieren gepleecht, haer Ho. Mo. resolutien iterativelyck
„over het straffen derselve genomen, niet ter executie gestelt en werden";
zij eischten „dat schelmen ende verraders sonder langer uytstel anderen
„ten schrick loon naer wercken komen te erlangen" (1). Nogmaals moge
men vragenwaar of bij wien de grondoorzaken lagen van alle onheilen
waaronder de Republiek gebukt ging.
IX. Het in staat van verdediging brengen van Holland.
Hieronymus van Beverningk de trouwe raadsman van prins Willem
schreef op 16 Juni uit Utrecht aan Hunne Hoog Mogenden: „Waer ick
„voorsien geweest van een perfecte caerte vande inundatie dewelcke
„men te sullen connen doen, dat soude syn een richtsnoer geweest sijn,
„tot de verdeelinge van onse Trouppen in Hollandt, daer in ick nog
„wat blint ben". De mogelijkheid bestond dus, dat de aanvankelijke
opstelling weldra moest gewijzigd worden, waarbij moeilijkheden be
treffende de patenten niet konden uitblijven, vooral ten opzichte van de
particuliere militie van Holland en de Spaansclie hulptroepen „dewelcke
„die maniere van patenten off van eede apparentelick noyt is voorge
komen" (2).
Het leger verkeerde door het verlies van Gelderland, Utrecht, wel
haast ook van Overijssel, in een deerniswaardigen toestand. De op
laatstgenoemde provinciën gerepartieerde doch onbetaalde militie was
ongezind om de provincie Holland te helpen verdedigenbeging deser
tie en allerlei moedwil. Pas in September, toen Holland zich verbond
om de militie uit de overheerde gewesten te zullen betalenkwam daarin
verbetering.
De inundatiën van de toenmalige Hollandsche waterlinie, later ge
naamd Oude Hollandsche Waterlinie, waren over vijf vakken verdeeld
van Muiden tot Hinderdammet alle toegangen uit het oosten uitloopende
op de Vecht; bevelhebber prins JohanMaurits van Nassau te Muiden,
met een regiment te voet, drie regimenten te paard en 25 gemonteerde
sloepen op de Zuiderzeehet voorgelegen Naarden bleef voorloopig on
bezet i
tusschen de Vecht en den Ouden Rijn, met den Noorder Rijn- en den
linker Vechtdijk als voornaamste toegangenbevelhebber de prins van
van Oranje te Bodegraven aan den Ouden Rijn, tevens algemeen hoofd
kwartier, met twee regimenten te paard; Frederik van Nassau-Zuy-
lensteinonderbevelhebber te Bodegraven; kolonel Frederik Fagnani
bevelhebber van de vooruitgeschoven post te Nieuwerbrug; het voorge
legen Woerden bleef onbezet;
(1) Res. S. G. 14 Juli 1072.
(2) Seer. Res. S. G. 17 Juni 1072. Pamfletten 10001. 1O004—10009, 10525.