832 huisluiden kwamen 500 snaphanen te kort. De ruiters van Goejanver- wellesluis stroopten op het platte land. De 800 aldaar aangekomen burgers uit Delft, Rotterdam, Gouda en 'sGravenhage opperden „diffi- „culteyt haer selven aldaer te pericliteren". De voor arbeid aan de verdedigingswerken gerequireerde boeren waren op de geruchten aan gaande 'svijands nadering op den loop gegaan. Toch hoopte Hornes, in strijd met de meening zijner meeste officieren „dat de voorsz. „Post onder Godes genadigen Zeegen nog sal connen worden gemain- „tineert". Louvignies achtte te Schoonhoven, hetwelk nog versterkt moest worden, meer nut van infanterie dan van cavalerie te kunnen trekken; de ruiters volgden uit honger en gebrek het voorbeeld hunner makkers van Goejanverwellesluis. De Sta ten-Generaal konden aan het verzoek van Louvignies geen verder gevolg geven dan hem 200 burgers uit Rotterdam te zenden. Monterey beloofde binnen acht dagen de ruiters door 16 compagnieën dragonders te zullen vervangen. De ma gistraat van de stemhebbende stad Gorinchem weigerde aan Wirtz de afgifte der stadsleutels en het recht om het „woord" uit te geven. Bovendien moest de veldmaarschalk krachtig optreden tegen moed- willigen, die de onderwaterzettingen trachtten af te tappen; de ruiters, die daarop moesten toezien, gaven zich over aan roof van vee en levens middelen. De moeilijkheden waren te grooter, aangezien de stad overvol was van nog ongewapende, totaal ongedisciplineerde manschappen der nieuwe wervingen. Ook het op Utrecht gerepartieerdeonbetaald gelaten regiment Goltstein viel niet te vertrouwen, zoodat de veldmaarschalk slechts over een klein getal onvoltallige compagnieën en eenige mariniers beschikte. Door krachtige maatregelen en de aanwezigheid van een scherprechter om bij voorkomende gelegenheid „prompte justitie te „kunnen administreren", bleef de veldmaarschalk meester van den toestand. Amsterdam zorgde uitmuntend voor de verdediging der stad, ofschoon de magistraat eenzijdig en zelfzuchtig optrad. Het bevel over de militie, de gewapende burgermacht en 2000 aangenomen waardgelders was op gedragen aan den kolonel Joi-ian van Beveren; de kolonels van Stock- he ym en Jorman stonden hem ter zijde. Voor de verdedigingswerken rekende men op de medewerking van den luitenant-kolonel André Dümont „als grondige kennisse hebbende van de fortificatiën"; deze kon echter wegens elders gevorderde diensten slechts enkele dagen te Amsterdam verblijven. De stad was voldoende gedekt door het Diemer- en het Bylmermeer. Even als op andere plaatsen was te Amsterdam de hoe veelheid beschikbaar geschut alleszins onvoldoende. In Augustus ver langde de stad orn de 2000 door haar aangenomen waardgelders in ordi- naris militie om te zetten ten laste van het gemeene land, anders achtte ze zich genoopt om tot licentieering over te gaan (1). (1) Res. H. 18, 19 Juni, 23 Augustus 1672.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 352