885
nemelijk, zonder echter de onderhandelingen af te breken. Kenteekenend
voor liet bondgenootschappelijke eenheidsgevoel was het voorstel van Leiden
om Friesland aan Frankrijk af te staan. De Staten van Zeeland protesteerden
twee malen, op 29 Juni en 21 Juli, tegen de handelingen van Holland.
In stede van de vernederende voorwaarden aan te nemen, zouden zij
„veel liever liet pericul van het verslindende sweert uitstaen"zij wensch-
ten leger en vloot te versterken en daarover met Holland, Friesland en
Groningen te beraadslagen. Het antwoord van Holland betoogde eens
gezindheid met Zeeland, onder aansporing jiet voorbeeld tot verstrek
king der toegestane gelden te volgen (1).
De Britsche souverein toonde zich grootelijks verontwaardigd dat de
Nederlandsche afgezanten niet om vrede kwamen smeeken, doch hem
alleen als bemiddelaar wilden gebruiken. Om intusschen bij de onderhan
delingen niet achter het net te visschen, zond hij George, hertog van
Buckingham, en Henry Bennet, grave van Arlington, naar de Repu
bliek; zij kwamen op 4 Juli te's-Gravenhage en deden zich den volgenden
dag te Bodegraven bij prins Willem voor als vrienden van de Republiek.
Op 6 Juli trachtten zij te Zeist koning Lodewijk te overreden om zijne
veroveringen op Hollandsch gebied te staken, Woerden en Oudewater
te ontruimen, maar tegen Zeeland en Staats-Vlaanderen te opereeren,
op het bezit waarvan de Britten aanspraak maakten. Beide mogend
heden verbonden zich op 16 Juli in het kamp bij Heeswijk om geen afzon
derlijken vrede met de Republiek te sluiten. Frankrijk breidde zijne eischen
nog uit tot afstand van alle plaatsen buiten de Zeven Provinciën, met uit
zondering van Sluis en Kadzand; voorts van Nijmegen, Knodsenburg,
Schenkenschans, Gelderland bezuiden den Rijn, Bommel, Voorn, St. An-
dries, Loevestein, Crevecoeur en Grave, teruggave der aan de orde van
Malta toebehoorende eigendommen, terugzending der kinderen van den
graaf van Bentheim, terugroeping der bezettingen van Emden, Leeroord
en Dijlerschans, twintig millioen livres oorlogsvergoeding en de jaarlijk-
sche gouden medaille. Groot-Brittanniü eischte, dat onze schepen in de
Engelsche zeeën tot aan de reeden van de Republiek de vlag moesten strijken
en de topzeilen laten vallen voor alle Engelsche vaartuigen voerende
Zijner Majesteits vlag, alleen varende schepen daaronder begrepen; voorts
een millioen ponden sterling oorlogskosten, den afstand, bij wijze van
onderpand, van Sluis, Kadzand, Goedereede, Voorne, en souvereiniteit
over de Vereenigde Provinciën door den prins van Oranje. Buckingham
en Arlington zonden uit het kamp bij Boxtel aan den Prins afschriften
van voormeld verbond en de daarbij gestelde eischen; zij verwachtten
binnen tien dagen antwoord van den Prins. Zijne Hoogheid verscheen
den 20sten Juli met beide stukken ter vergadering van de Staten-Generaal.
(I) Secr. Ros. H. 14, 25, 20 Juni, 1, 8 Juli, Seer. Res. S. G. 15, 25, 20 Juni, Res. S. G.
15, 10 Juni, 1, 4, 21 Juli 1072.