bij de gevangenis had verlatenbraken de schutters de gevangenis opcii
waarna de beide broeders op menschontecrende wijze door het grauw
werden mishandeld en vermoord: een onuitwischbare schandvlek in de
geschiedenis der Republiek. De ruiters ontzagen zich niet het huis van
den oud-raadpensionaris op den Kneuterdijk te plunderen (1).
Joiian de Witt had met alle machthebbenden gemeen, dat hij door
een deel van het volk verguisd, door anderen vergood werd. Hij was
een begaafd wiskundige, een man van uitstekend verstand met grooten
invloed op anderen. Wanneer hij zijne talenten, behalve zijne ver
diensten voor het zeewezen, had willen aanwenden om, door gebruik
making van Holland's hegemonie, de zeven provinciën tot een eenige,
ondeelbare republiek samen te smeden, zoo doenlijk met behoud van
de Oost-Friesche vestingen Emden en Leeroord, d. i. van den mond
der Eems, tevens met grensverbetering door aanhechting van plaatsen
tusschen de Maas en den Rijn, waar sinds lang Staatsche troepen in
bezetting lagen, dan zou zijn nagedachtenis aanspraak maken op de
dankbare gevoelens van alle landgenootenzou een-ieder met trots en
eerbied tegen de voor hem opgerichte standbeelden opzien. Thans moge
het oordeel op zijn gunstigst luiden: Joiian de Witt was groot binnen
een beperkten kring, hoofd der anti-stadhouderlijke partij van Holland.
Met de verheffing van den Prins van Oranje en den moord der De
Witten hielden de beroeringen in de Hollandsche en de Zeeuwsche steden
niet op. Het volk verlangde afzetting der stedelijke regenten uit het
afgeloopen tijdperk, algemeen bekend als de Loevesteinsche factie. Nood
gedwongen machtigden de Staten van Holland den Prins „tot stillinge
„van alle commotie" in alle steden, waar het aan overeenstemming met
de burgerij haperde, de magistraten te vervangen. Ook de Staten van
Zeeland gingen daartoe over. Hiermede was de staatsomwenteling vol
tooid. Zijn Hoogheid bezocht in zijn nieuwe waardigheden van stad
houder en kapitein-generaal verschillende steden, o. a. Amsterdam op
12 Augustus. Aldaar en te Leiden werden de stedelijke schutterijen op
nieuw geformeerd. Overeenkomstig de aanwijzing van Zijn Hoogheid
werden de vóór 1050 in gebruik zijnde eedsformulieren voor de militie
op nieuw van kracht verklaard. Hadden de Staten van Zeeland reeds
in Maart den Prins het recht toegekend om gedurende den veldtocht
de vaceerende militaire betrekkingen van hunne repartitie te vergeven,
thans schonken de Staten van Holland, ook die van Zeeland, den Prins
het recht tot aanvulling van alle rangen van vaandrig tot kolonel (2).
(1) Res. If. 20 Juli, 4, 19 20 Augustas, Res. S. G-. 12 Augustus 1672.
(2) Ros. H. 23, 25, 27 Augustus, lïes. Zeeland 9 Maart, 10 September 1672.