io 1(348 nogmaals aan to bicden met eensluidende petitie on onder toevoeging van een verslag omtrent den ge wapenden toestand bij de naaste buren, ten einde de bondgenooten te wijzen op misstanden en gevaren, die met-aanneming van den staat van oorlog ten gevolge kon hebben (1). Alles hing af van de besluiten der Staten van Holland: tegenover welke alle andere machteloos bleven. Alvorens tot het ontwerpen van een staat van oorlog over te gaanverlangden genoemde Staten de goedkeu ring van onderstaande maatregelen (2) a. afschaffing der logies-geldenvoldoende en geregelde betaling van het krijgsvolk; b. reorganisatie der 29 compagnieën kurassiers tot harquebusiers c. verdere reductie van 22 compagnieën infanterie tot 50 hoofden, waartoe 585 man af te danken; d. afschaffing der „avances" voor de vaan ruiters van den kolonel Cornells van Aerssen van Sommelsdijk en van de compagnie te voet van kolonel Wigbolt van der Does van Noordwijk (8); e. alle uitheemsche regimentenin plaats van 10 tot 28 uit 10 com pagnieën te doen bestaan; vaststelling der reductie of licentieering van de overblijvende com pagnieën, na inwinning van de „hoochwijse consideration" van Zijn Hoogheid g. vóór het inwerking treden dezer veranderingenniet tot vervulling der vacante plaatsen over te gaan. De „privative reductie" door Holland van de sub c bedoelde 585 man deed een storm van verontwaardiging bij de bondgenooten opgaan. Als antwoord van Hunne Hoog Mogenden bepaalden dezen, dat de in de resolutie van 16 November 1646 opgenomen verklaring van de zeven provinciën nogmaals in hunne registers en in die van den Raad van State zou worden opgenomen. Ze behelsde de destijds gemeenschappe lijk aangenomen verplichtingen a. handhaving der in 1619 bij de synode van Dordrecht bevestigde ware christelijke gereformeerde religie; b. dat de Unie van Utrecht „tusschen de Provinciën, alsoock geasso cieerde Lantschappenmitsgaders Steden ende Leden van dien vast sal „worden gehouden, gehanthaeft ende gemaincteneert" c. dat de militie „nae gelegentheijt van tijden ende saecken sal worden „geformeert en dat naer ouder gewoonte daer toe jaerl. petitie bij Sijn „Hoochheijt, Sijn Excellentie Stadthouder ende de Raet van State sal werden „gedaen ende aen de provinciën overgesondenom daerop bij de selve (1) Res. H. 21 December 1048, 20, 21 Januari, 4 Mei, 3 Juli, Ros. S. G. 22 Januari, 20 Maart, 14, 30 Juni, G, 23, 27 September, Res. R. v. St. 4, 23 September 1049. (2) Ros. II. 10 September, 2 October, Ros. S- G. 19 October 1049. (3) Zie Deel IV bladz. 191 en 354. By resolutie van 15 December 1049 schafte Holland de „avances" af.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 35