341
provincie Overijssel mede; liet slecht onderhouden en betaalde, dienten
gevolge onbetrouwbare krijgsvolk droeg mede schuld. Uit Steenwijk
kwam de kapitein Joost Caspar van Loon tot Borch Enschede met
zijn compagnie, nog 36 man sterk, te Amsterdam, waar niemand hen
wilde betalen en de kapitein zijn ontslag uit den dienst kreeg. In Has
selt lagen twee compagnieën onder den kapitein Wilt van Broeckhuysen
terwijl de magistraat vergaderde, liepen de soldaten weg (1). Op 24 Juni
lieten de muitende soldaten de belangrijke Ommerschans aan haar lot
over. De weg uit Overijssel naar Coevorden stond nu voor de Munstersclie
troepen open. Aldaar voerde de luitenant-kolonel Jarich van Burum
het bevel, in plaats van den afwezigen commandeur, den verrader Wig-
bolt Broersema thans raadgever van den vijand. Het zwakke garnizoen
van Coevorden bestond uit 1000 man, later vermeerderd door het over
schot der bezetting van Schenkenschans, ongeveer 350 man, waarvan
nog 100 deserteerdende verdedigingswerken verkeerden in slechten
staat. Na een beleg van twaalf dagen noodzaakte het garnizoen den
krijgsraad om de vesting over te geven (11 Juli), zoogenaamd tegen
vrijen aftocht naar Frieslanddoch de soldaten werden meerendeels geprest
om in dienst van den bisschop te tredende weigerachtige ondergingen
een schandelijke behandeling (2).
Tijdens het beleg van Coevorden had op het Huis ter Scheere, hoofd
kwartier van den bisschop, een allerbedroevendste gebeurtenis plaats. Op
5 Juli toch sloot de ridderschap van Overijssel een capitulatie met den
bisschop, waarbij zij zich aan zijn heerschappij onderwierp, 't Heette
daarin: „da die ubrige Provinzen es an deme war zu sie vermögh der
„Union schuldigh und verpflichtet gewesen ermangelen lassen, und
„numehr auch, dasselbige Provintien mehrentheils unter Fremde gewalt
„sein, die Union selbst gebrochen und sie sampt ihren mittgleidern
„daran ferner nicht gebunden sein, sondern darauff, alle und jeder,
„sampt und sonders, hiemit wissentlich renuntieren, und sigh davon
„fur sich, ihren naghkomlingen und gantschen posteriteyt zu ewigen
„zeiten absandern, und demnegst zu mehrer befestiging Unsers, durch
„unsere gerechte Wapfen auff de ernente Herschafft Overijssel erborken
„rechts, unsere landtsfurstlicke liohe Obrigkeit, und was davon dependirt
„frijwillig erkennen". De overeenkomst hield geenszins „zu euwigen
„Zeiten" stand. In Nederland heerschte een democratische geest, zich
uitende tegen de regenten in de westelijke-tegen de jonkers in de oos
telijke provinciën. Het zou in 's bisschops voordeel geweest zijn om
een verbond met de bevolking, niet met den adel te sluiten: thans gaf
de geheele Kepubliek de namen der onderteekenaars aan de algemeene
verachting prijs (3).
(1) Res. S. G. 15, 25 Juli, Lias loopende 1672 dd. 14 Augustus.
(2> Seer. Res. S. G. 16 Juli, 4 Augustus, Res. S. G. 19 Juli, Res. R. v. St. 21 Juli, R. v. St.
Uitg. brieven 5 Juli 1072.
(3) Adviesen R. v. St. 18 Juli 1672.