847 De redenen, waarom de Franschén zich niet aan een beleg van 'S-Her- togenbosch waagden, lagen behalve het onderloopen der moerassen door overvloedige regens, in den aantocht van de Keizerlijk-Brandenburgsche legers tot hulp van de Republiek. Reeds het bericht hunner wervingen had de handelingen der Franschén in de Republiek verlamd en den verdedigers ontspanning geschonken. Aan verdere overwinningen wanhopendekeerde Lodewijk XIV, vergezeld van zijn broeder Filips van Orleans, naar Frankrijk terug, en kwam op 1 Augustus te St. Germain en Laye, waar ter eere van den overwinnaar schitterende feesten werden gegeven. Op 1 Augustus vertrokken mede naar Frankrijk de nog niet geheel van zijn wonden genezen prins van Condé met het meerendeel van den adel en de volontairs, onder wie de hertog van Monmouth. Turenne, thans opperbevelhebber der in de Republiek achtergeble ven Franschén, besteedde de maand Augustus tot voorbereiding van zijn optreden tegen de Duitschers. De daarvoor bestemde troepen be trokken op 81 Augustus een kamp bij Aerle om vervolgens den vijand den overtocht over den Rijn te beletten (1). Zonder de belangen hunner bondgenooten en van de neutralen in acht te nemen, verwoestten en plunderden Turenne's benden niet alleen de Brandenburgsclie landen nabij den Rijn, maar ook die van Palts-Nieuwburg, Keulen en Trier. Keurvorst Frederik Willem verliet op 19 Augustus Berlijn om zich naar zijn leger te Halberstadt te begeven. Dit bestond uit acht regi menten infanterie van 1000 man en vier eskadrons van vier compagnieën ad 50 paarden, aangevoerd door de veldmaarschalken vorst Johan George van Anhalt en George Derfflinger. Voorts waren daarbij verscheidene voormalige Staatsolie officieren aanwezig, als de luitenant-generaal graaf Christiaan Albrecht van Doiina, de generaal-majoors Gerard Bernard van Pöllnitz en Wolf Ernst van Eller. De keurvorst was met den gewezen hertog van Lotharingen Karel III in onderhandeling ge treden aangaande het overnemen van ongeveer 2400 ruiters en voet knechten, wier onderhoud gedurende vier maanden op 84.040 werd begroot. Aangezien de Republiek niet daartoe wilde bijdragen, sloot de keurvorst op 24 Juni een verdrag, volgens hetwelk vier Lotharingsche eskadrons, te zamen 70S ruiters, in Brandenburgschen dienst traden. Met deze macht versterkt, vestigde de keurvorst zich te Hildesheim en plaatste te Höxter aan den Weser een afdeeling onder den generaal- majoor'Christoph van Kannenberg, een andere bij Lippstadt en Bielefeit onder de generaal-majoors Alexander van Spaen en Wolf Ernst van Eller. De gemeenschap tusschen het keur vorstelijke leger en de Repu bliek geschiedde door posten over Emden. Het aan den Eger in (1) Res, S. G. 21 September 1072.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 367