ié „te mogen werden gedelibereertnoodige consenten gedragen ende vef- volgens ter Gencraliteyt ingebracht" (1). Vooral do herinnering aan dit punt vond Holland meer dan ongepast. Te vergeefs ontbood de Prins den raadpensionaris Jacob Cats om de Groot Edel Mogenden van Holland in overweging te geven het verschil over de reductie bij een algemeene vergadering der bondgenooten tot oplossing te brengen. Holland veroorloofde alleen het ontslag der 585 man namens den Raad van State te laten geschieden en besloot verder: om de 50 compagnieën Nederlanders van anno 1628 aan te houden tegen cassatie van uitheemsche compagnieënelk uitheemsch regiment te re- duceeren tot 10 compagnieën, de helft der ruiterij af te schaffen en de kurassiers te veranderen in harquebusiers. Zulks beteekende, behalve de vermindering van de ruiterij, een verlies van 150 compagnieën te voet: als gevolg waarvan de 60 frontier-plaatsen niet naar behooren konden worden bezet (2). Ten einde „naerdere verwijderinge" te voor komen, vereenigden de Staten-Generaal zich met het ontslag der 585 sol daten (8). Verdere afdanking ging bij de zoo op als binnen de grenzen heerschende onrust met groote bezwaren gepaard. De oorlog tusschen Spanje en Frankrijk duurde voort; de Luikenaars waren in opstand gekomen tegen hun kerkvorst Ferdinand van Beieren talrijke Spaansche-Lotharingsche-Keulsche- en Fransche ben den zwierven rond tot in de landen van het Overmaaschein de Meierij van 's-Hertogenbosch en elders. Geruchten betreffende de „sobre ende „slechte gestaltenisse van het volck van oorloch" deden de Staten- Generaal orde stellen op het voltallig houden der compagnieën, terwijl wapenschouwingen over de infanteriegarnizoenen van 's-Hertogenbosch, Breda en Bergenop-Zoom en de op de Oosterwijker-heide verzamelde 52 compagnieën paarden, tot een bevredigende uitkomst leidden: „het „voetvolck bevatte kloecke weerbare en wel gewapende mannende „ruytery was oock seer wel gewapent, versien met goede peerden „ende dappere mannen" (4). Intusschen had in het begin van 1650 nog geen der bondgenooten consent verleend, zelfs geen advies uitgebracht omtrent den staat van oorlog van 8 December 1648, opgemaakt voor den dienst van '49. Hol land verklaarde de daarop staande lasten onmogelijk te kunnen dragen, terwijl een op 26 Maart uitgebracht rapport over de punten, waarom trent overeenstemming was bereikt, alleen bewees, hoezeer de inzichten verschilden. (1) Res. S. G. 25, 26, Ros. R. v. St. 25 October 1649. (2) Res. H. 9 October, 29, 30 November, 1, 7—11, 14 December, Res. S. G. 10, 11 De cember 1649. (3) Res. R. v. St. 24 December, Ros. S. G. 20, 22 December 1649, 3 Januari 1650. (4) Seer. Not. R. v. St. 27 December 1649, Res. S. G. 2, 12—21 Januari, Res. R. v. St. 21 Januari 1650.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 36