s£é betoonde. Voor den troep bleef elk woord van lof ontbreken. Dat deze zich vele ontberingen had moeten getroostenbewees de compagnie van ritmeester Diederik Swansbel, die in haar garnizoen Steenbergen weder keerde „naeckt ende bloot", zonder door Groningen te zijn betaald (1). Als men nagaat, dat de Republiek in het begin der vijandelijkheden over een in vele opzichten onbetrouwbaar leger beschikte, dan treedt de grootheid van den jeugdigen prins te sterker op den voorgrond; de man, die tot verwondering der geheele wereld, zoo spoedig in staat was om met een betrekkelijk groote macht tot nabij Frankrijk's grenzen door te dringen, verdient grooten eerbied. Dat deze daad niet aan de verwachtingen heeft voldaan, viel deels aan het langzame verloop der geld zaken toe te schrijven. Dientengevolge stond het expeditie-korps met groote inspanning pas op 7 November voor den afmarsch gereedware. deze een maand vroeger geschieddan zou vóór het intreden van de strenge vorst, een meer gewenschte afloop zijn verkregen. In verband met 's Prinsen tocht naar het zuiden vergaderden op voorstel van Holland de veldmaarschalken, graaf van Königsmark en gedeputeerden te Zwammerdam, ter bespreking van te nemen maat regelen tot de verdediging van Holland. Toen in November de vorst intrad, waarmede het gevaar dreigde, dat de Franschen over het ijs zouden voortrukken, besloot men tot samenstelling van een „corps „d'armee" te Bodegraven, aangezien „het platte Landt van Hollandt van „alle vyandtlijcke invasien moet werden gedefendeert ter plaetse daer „sulcks na soldaatschap sal konnen geschieden, ende sulcks soo na bij „denselven vyandt ende met soo weynich van het selve platte Landt „te abandonneren als eenighsints mogelyck is" (2). Voor het korps te Gouda, waar twee regimenten onder kolonel Thouars en luitenant-kolonel Cronmann in bezetting lagenwerden boven dien aangewezen de regimenten gardes van Zijn HoogheidPerponcher- Sedlnitzky, Maurier-Villaumaire en Degenfeld uit Bergen-op-Zoom drie compagnieën uit Brielleeen compagnie uit Haarlemtwee uit Goedereede een uit Vlissingen, voorts de overtollige compagnieën uit Zeeland, twee compagnieën van Königsmark en de uit Harlingen te verwachten cavalerie en dragonders van prins Frederik Casimir van Coerland, benevens drie compagnieën dragonders van kolonel Brandt. Aangezien uit Zeeland 80 compagnieën moesten vertrekken, zou Monterey eenige troepen bij Brugge en Damme verzamelen. In 't laatst van December vertrok de oor spronkelijke bezetting, met achterlating van vier compagnieënvan Gouda naar Bodegraven. Gouda onderhield met de vijf posten Muiden, Bode graven, Goejanverwellesluis,- Schoonhoven en Gorinchem gemeenschap door middel van bakens met seintoestellen. De Staten-Generaal gaven (1) Ros. S. G. 9 Januari, G Februari 1G73. (2) Seer. Res. S. G. 17 October, Seer. Res. H. 22 November, 25 December 1672. 28

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 373