359 Staten van Zeeland tot de opdracht aan kolonel Simon Schotte om aldaar op overeenkomstige wijze te handelen (1). Smokkelen geschiedde voortdurendonder voorwendsel de dorpen van levensmiddelen te voorzien, 't Was soms bezwaarlijk om de waar heid te onderkennen. De Staten-Generaal ontvingen een klacht van kolonel Johan van Beveren, commandeur van Geertruidenbergdat een convooi waarbij boter en varkens, onder geleide van zijne soldaten, op marscli naar Antwerpen door ruiters van kolonel George Johan van Weede commandeur van Breda, was achterhaald, meenende dat het struik- roovers waren. De krijgsraad te Breda liet den geleider ophangen. De ter verantwoording naar 's-Gravenhage opgeroepen kolonel van Weede verontschuldigde zich wegens ziekte (2). Den bisschop van Munster viel het brandschatten van het aan Munster land palende Nederlandsche gebied gemakkelijk. Vele Nederlandsche onderdanen kochten zich vrij door het aannemen zijner sauvegardes. Van wege de Republiek was de sergeant-majoor Barend Jan van Prott, com mandeur van Bourtange, bij commissie van 25 November aangesteld tot ontvanger van de uit het gebied des bisschops te vorderen contribution. Zoolang de vijand meester was van de Eems, konden slechts weinig dorpen aan dien maatregel worden onderworpen, tenzij de commandeur van Leeroord machtiging ontving om gijzelaars op te lichten (3). Een op 6 September te Utrecht uitgevaardigd Fransch plakkaat riep allen op, die hunne huizen en woningen in de overheerde provinciën hadden verlaten omonder bedreiging van groote boeten en zware straffenvoor het einde der maand terug te keeren. Omgekeerd ont boden de Staten-Generaal alle onderdanen uit Frankrijk en de overheerde provinciën, die eigendommen in het vrije gedeelte bezaten, onder be dreiging van inbeslagneming. De hertog van Luxemburg eischte van Godart Adriaan van Reede een som van £25.000 onder bedreiging van „het „devasteren ende opspringen van syn Huijs te Amerongen, mitsgaders „het affcappen ende ruineren van desselffs Bosschen". Omdat hij als gezant der Republiek zijn post bij den keurvorst van Brandenburg niet mocht verlaten, zich dus niet overeenkomstig bovenvermeld plakkaat te Utrecht kon aanmelden, waarborgden de Staten van Holland hemschade vergoeding, terwijl prins Willem III zou trachten Luxemburg onder bedreiging van weerwraak tot andere gedachten te brengen. De ver woesting werd volvoerd; in 1076 kenden Hunne Hoog Mogenden aan G. A. van Reede een schadevergoeding toe van 40.000. Van het door de Franschen bezette gebied was de provincie Utrecht het zwaarst belast. Ze had, ingaande op 1 October, gedurende den herfst en de wintermaanden onder zeer verzwarende bepalingen te zorgen voor het (1) lies. S. G. 29 September, Res. Zeeland 14 October 1672. (2) Res. H. 18 November, Res. S. G. 28 November, 9, 18, 19, 27 December 1672. (3) Res. S. G. 31 December 1672.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 379