i? be Prins verklaarde zich beslist tegen alle voorstellen van een min dere legersterkte dan tijdens het Bestand, sinds hetwelk liet grondgebied met 15 veroverde steden en 88 forten was uitgebreid, zoodat hij thans een leger van minstens 26000 man noodzakelijk achtte (1). Tijdens de heeren van Holland op reces waren, verzochten Hunne Hoog Mo- genden aan Zijn Hoogheid en den Raad van State „alles daer henen „te dirigeren, ten eynde dat egeen militie in dienst ende eedt van de „Generaliteyt wesende, op particuliere ordre van d'een off dander pro vincie werde gelicentieert off verandert". De afgevaardigden van Holland teekenden hierop aan, dat „deselve resolutie, als niet accorderende met „de intentie van de Heeren hunne principalen, niet en can worden toe- „gestaen" (2). Om aan de wenschen van Holland tegemoet te komen, tevens overeenstemming tusschen de bondgenooten te bewerken, stelde de Prins nogmaals voor a. vermindering van het voetvolk, volgens het advies der zes pro vinciën, met 55 compagnieën; b. vermindering der ruiterij met 20 compagnieënde overige com pagnieën te laten op 60 paarden, de kurassiers te veranderen in harque- busiers c. afschaffing van de helft der servies-gelden; d. uitstel van verdere reductie of cassatie tot den vrede tusschen Frankrijk en Spanje gesloten is; e. een tegemoetkoming voor de ontslagen officieren volgens de voor slagen der bondgenooten; f. een en ander te belichamen in een nieuwen staat van oorlog. Dit ontwerp beteekende vermindering der ruiterij van 4340 tot 2480 paarden, der infanterie van 30070 tot 24420 man, totaal tot 26900 hoofdenterwijl het leger gedurende het Bestand 27000 hoofden telde, ongerekend 3000 man, die uit de Fransche subsidie werden be taald. Aangezien de Staten van Holland 't bij optreden tegen den Prins en de Generaliteit, voornamelijk wegens protest der edelen, niet eens konden worden omtrent het antwoordzond de meerderheid den raad- pensionnaris Jacob Cats naar den Prins met een voorstel, zoogenaamd van hem zelf, om de reductie uit te breiden met een vermindering der compagnieën te voet van 70 tot 60, van 50 tot 45 hoofden, de compagnieën ruiterij van 60 tot 45 paarden. Alleszins begrijpelijk weigerde de Prins om op particuliere voorslagen in te gaan en wilde alleen met de Staten beraadslagen. Dezen verklaarden zich in het uiterste geval mot een voorstel van Leiden te kunnen vereenigen, om, behalve het afdanken van 55 compagnieën te voet en 20 te paard, de compagnieën infanterie (1) Ros. R. v. St. 18, 21 Januari, 14 Februari, 2G, 81 Maart, 9, 10 April, Ros. PI. 21 Januari, 1G, 25, 2G, 29 Maart, 1, 2 April, Res. S. G. 12, 19, 24-2G, 31 Maart, 9, 10 April 1G50. (2) Res. S. G. 10 April 1650. 2

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 37