362 voorts door verwisseling van compagnieën de lasten met de quoten in overeenstemming te brengen (1). Onderwijl hield de prins van Oranje zich met Hieromymus van Bever- ningk onledig met het opmaken van een staat, betreffende het nood zakelijk geachte aantal te behouden compagnieën. Dit bedroeg 660 compagnieën te voet en 160 te paard, waaraan 90 te voet en 9 com pagnieën te paard ontbraken, meest wegens krijgsgevangenschap, sneu velen en desertie. De tijdelijk gereformeerde officieren moesten, in af wachting eener herplaatsing, bij aangewezen compagnieën dienst doen, waarvoor zij een maandelijksche vergoeding ontvingen (2). De nieuwe repartitie, welke op 1 October inging en tot 31 December van kracht bleef waarvan reeds op bladzijde 272 om bepaalde redenen melding is gemaakt werd op 28 September door de gecommitteerden der provinciën goedgekeurd „op het welbehagen van de heeren hare prin cipalen", en door Hunne Hoog Mogenden vastgesteld, zonder de „ag- „greatie, consideratie ende consent" van de bondgenooten af te wachten. Zeeland stemde toe op voorwaarde, dat 1 compagnie paarden en 3 com pagnieën te voet van hare repartitie werden afgenomen. Friesland, dat van de lichting 1672 nog 16 compagnieën moest oprichten, achtte zich ten opzichte van Holland benadeeld. Groningen kon zich om meer dere redenen niet met de repartitie vereenigenvele door haar opgerichte compagnieën, o. a. die van luitenant-generaal Rabeniiaupt en van rit meester Johan Sickinghe, die zich gedurende het beleg der hoofdstad zeer verdienstelijk had gemaakt, kwamen niet op den staat voor; van 60 bij Groningen in betaling staande compagniën waren slechts 56 uit getrokken; de provincie was met 4- compagnieën te paard te hoog aan geslagen, bovendien met 8 compagnieën van hertog Bernard van Hol- stein, in plaats van het Königmarksche Lijfregiment, hetwelk van Hol land in ruil met het regiment gardes te voet van den prins van Oranje was overgenomen. Daarentegen stonden ten name van Holland eenige niet voltallige of nog niet opgerichte regimenten. De repartitie had dan ook niet moeten geschieden „nae de nombre der militie dewelcke „behoort te syn, off nogli geworven te worden, maer die in staet en „effective dienst is". Hadden alle bondgenooten voor een volledige sterkte zorg gedragen, dan zou „de macht van het Lant het getal van hondert „duysent man seer verre hebben geexedeert" en ware men niet vervallen „tot die confusie ende perplexiteijt, waerinne deselve geraeckt is, ende „tegenwoordich bevonden wort" (3). Nadat zooveel mogelijk aan hare grieven was te gemoet gekomen, (1) Res. H. 20, 28 Juni, 5, 21, 27, 28 Juli, 5, 17, 23 Augustus, Res. S. G. 22, 30 Juni 4, 12, 14 Juli, 18 October, Seer. Res. S. G. 14 Juli 1072. (2) Res. II. 5 Augustus, Res. S. G. 6 September, 31 October 1072. (3) Res. S. G. 28 September, 1, 1127 October, 18 November, Res. Grom 8 October 1072.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 382