aanwezig' compagnieën van liet lijfregiment en van een tweede regiment. In Mei had Königsmark een capitulatie gesloten met overste Willem Fabian van Rose tot aanwerving van vijf compagnieën; zijn naam wordt later niet vermeld. Reeds in Augustus bemoeilijkte een Engelsche kaper den overtocht van Oost-Friesland naar Delfzijl. Op 14 November berichtte de graaf uit Bodegraven aan Hunne Hoog Mogenden zijn geleden schade, aangezien eenige officieren, met wie hij voor het leveren van zeven compagnieën had gecapituleerd na ontvangst der aanritsgeldente Dantzig in Poolschen dienst waren overgegaan. Hij vreesde, dat de Staten van Groningen twee zijner compagnieën bij aankomst in hun provincie niet zouden betalen, wijl zij de uit Beieren aangekomen compagnieën van kolonel Hannibal van Degenfeld op dezelfde wijze hadden behandeld. Het Poolsche regiment van overste-luitenant George Frederik van Tie- lenburch uit Pillau vormde waarschijnlijk het tweede Königmarksche regiment. Dit korps was omstreeks 1 November te Delfzijl aan land gezet, zonder aan den schipper de vracht en de mondkost ten bedrage van 1944 rijksdaalders te kunnen voldoen. De schipper legde beslag op de „livreyen, de veltteeckensde musquettenende degens", waaraan de soldaten zich schijnbaar met* gelatenheid onderwierpen. Hunne Hoog Mogenden gelastten de opheffing der inbeslagneming; de reederij moest zich tot de betaalsheeren wendendie de kosten op de tractementen der officieren konden verbalen (1). (1) Ros. S. G. 15 Augustus, 4, 10, 18 November, Res. II. 21 September 1GT2LU tg, brieven R. v. St. 13 April 1073.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 385