18 van 70 man, die te paard van 60, elke met 10 hoofden te verminderen, terwijl verder gaande cassatiën en reduction met de bondgenooten konden vastgesteld worden. Mocht Zijn Hoogheid dit niet „smakelijk" genoeg vinden, dan zouden zij zich genoodzaakt gevoelen tot „separate „cassatie" over te gaan (1). Hoewel de onderscheidene voorstellen thans in een stadium waren ge komen, waarbij de eigenlijke verschillen weinig om 't lijf hadden, bleek 't uit alle handelingen en beschouwingen van Holland, dat het gewest haar overwicht tot eiken prijs wilde handhaven. Met eene geringe meer derheid van stemmen besloten de Staten van Holland in hunne verga dering van 8 Juni tot ontslag van 11 vanen cavalerie, 6 compagnieën Schotten, 14 compagnieën Engelschen en 11 compagnieën Franschen. De Raad van State vernam zulks „met droeffheyt" en gelastte, opgrond der resolutie van 10 April, betreffende de afzonderlijke cassatie, aan alle gouverneurs, commandeurs, ritmeesters en kapiteins, met herinnering aan den door hen afgelegden eed aan de Generaliteitom aan de bevelen van Holland geen gevolg te geven. Hunnerzijds besloten de Staten Ge neraal op 5 Juni, tijdens reces van de Staten van Holland „dat een „seer notable besendinge zal werden gedaen aen alle steden en leden „van de provintie Holland om te bewegen tot onthouden van alle separate „ofte affsonderlinge cassatie", terwijl zij aanZijn Hoogheid verzochten en hem authoriseerden „omme alle noodige ordre te stellen, ende die voorsieninge „te doen, ten einde dat alles in goede ruste ende vreede werde gecon- „serveertende insonderheyt gemainteneert ende vast gehouden de Unie „met den gevolge ende aencleven van dien, ende integendeel geweert „ende te gemoet getreden dat contrarie van dien soude mogen worden voorgedragen". De Prins besloot, ter vervulling zijner opdracht, zich aan het hoofd der „besending" te 'stellen, en ging van 9 tot 27 Juni met eenige leden der Staten-Generaal en van den Raad van State op reis. Nergens bereikte de commissie haar doel; te nauwernood werd ze be hoorlijk ontvangen. Ergerlijk was vooral de houding van Amsterdam waar de magistraat aan Zijn Hoogheid als stadhouder den toegang tot de raadszittingen weigerde (2). Na terugkomst te 's-Gravenhage hielden de Hollandsche Staten-leden schier dagelijks vruchtelooze besprekingen met den prins van Oranje. Zij eischten thans de afdanking van niet minder dan 26 compagnieën te paard, 105 te voet en afschaffing van alle logies-gelden. Onder deze omstandigheden, terwijl omtrent het lot der staten van 8 December 1648 en 4 September 1649 nog geen beslissing was gevallen bood de Raad van State op 15 Juli 1650 aan de Staten-Generaal een (1) Res, H. G, 11, 13-15, 23, 28, 29, Res. R. v. St. 14, 15, 29, Res. S. G. 25, 28, 29 Mei 1G50. (2) Ros. H. 1—4, 28—30, Res. S. G. 23, 5-8, 27, 29, Res. R. v. St. 5 Juni 1G50.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 38