870
bo Staten van Holland namen na den aanslag op Amsterdam den
staat van 15 Juli aan, welke op 18 Augustus door Hunne Hoog Mo-
geilden werd gearresteerd. Dientengevolge droegen zij de cassatie en de
reductie op aan Zijn Hoogheid, Zijn Excellentie en den Raad van State
met dien verstande, dat vier compagnieën te paard en 1000 man te
voet, omtrent welke nog geen overeenstemming bestond, voorloopig, in
afwachting van nadere beslissing der bondgenootenin dienst bleven.
Duurde de vertraging langer dan zes wekendan werden ook deze
troepen gecasseerd (1).
Prins Willem II overleed alvorens de consenten binnenkwamen:
voor de provinciën een aanleiding tot talmen. Men stelde de vraag of
de militie bestemd was tot samenstelling van een Generaliteits-leger
dan wel om zeven provinciale legers te vormen, elk ter vrije beschik
king van de souvereino bondgenooten, die hadden te beslissen omtrent
al dan niet beschikbaar stellen dier legertjes ten algemeene nutte. Toen
de Raad van State, overeenkomstig den voorslag van 15 Juli 1650, op
19 Januari 1651 een nieuwen staat van oorlog aanbood, waarbij zoo
veel mogelijk rekening gehouden was met de „grieven van de pro-
vintien", bovendien 2S00 man ten behoeve van de West-Indische com
pagnie uitgetrokken waren, bleek 't, dat men nog geen stap verder
was gekomen; alleen waren de cassatie en de reductie tot uitvoering
gekomen. Dientengevolge verschilde de sterkte der compagnieën zeer
aanzienlijk; alvorens ze weder in goede banen te kunnen leiden, moest
een algemeene monstering plaats hebbenwelke echter wegens de on
eensgezindheid der bondgenooten niet tot uitvoering kwam (2).
De onzekerheid en ongelijkheid in betaling bleven bestaan, zoodat de
militie slecht werd onderhouden. Op Holland waren compagnieën cava
lerie gerepartieerddie geen drie of vier paarden in eigendom bezaten
sommige ruiters hadden sinds twee jaren geen tractement ontvangen
anderen 22 in plaats van 28 per maand, omdat de ritmeesters de
gelden slechts tegen hoogen interest bij de solliciteurs konden verkrijgen
en de schade op de gage hunner ondergeschikten verhaalden (8). Enkele
wachten, o. a. die van het kasteel te Breda, moesten 't gedurende den
winter van 1651 op 1652 zonder vuur en licht stellenomdat Holland het
aandeel in de betrekkelijke post ad 2000 op den staat van oorlog niet
wilde betalenzoolang die staat niet gearresteerd was. De fortificatie-werken
geraakten in groot verval, omdat aannemers noch werkmeesters daaraan
zonder afrekening geen hand wilden uitsteken. Ten behoeve der betwiste pos
ten, onverschillig of deze personen dan zaken goldenwaren op de general i-
(1) Vergelyk bladzijde 21. Res. R. v. St. 15 Juli, Res. S. G. 18 Augustus 1650.
(2) Res. R. v. St. 19, 20 Januari, Res, S. Cr. 20 Januari, Seer. Res. R. vSt. 15 April,
18 September, Res. IT. 8 Juli 1651.
(3) Res. H. 1 Mei, 17 Augustus 1651.