3?1 teits-kantoren geen fondsen aanwezig, zoodat de Raad van State onmo gelijk orde in de zaken kon houden (1) onbegrijpelijken toestand in de Republiek, waarvan het voornaamste gewest het centrum van den wereldhandel en de geldmarkt vormde. De handel toonde zich te allen tijde afkeerig van uitgavendie niet terstond renten afwierpen en trachtte zich immer zonder schroom aan de geldelijke verplichtingen voor de krijgsmacht te onttrekken. De Staten van Holland toonden meermalen goeden wilmits de bond- genooten hunne inzichten volgden. Op 30 April 1652 consenteerden zij in den staat van oorlog en de petities voor de jaren 1650 en 1651als de bondgenooten eveneens consenteerden. Werkelijk verklaarden de Sta- ten-Oeneraal op 24 Juli 1652, dat allen de staten van 1650 en 1651 hadden aangenomen, hetgeen later bleek minder juist te zijnvereffening der defecten en liquidatie of afgemeene afrekening hadden althans voor- loopig niet plaats (2). Vele posten bleven onbetaald, ook wegens nood zakelijke overschrijving van compagnieën en officieren op een andere repartitie, welke door de nieuwe betaalsheeren niet aanstonds werden aanvaard. Door het uitblijven van betaling werden „de luyden opge houden in langdurige sollicitatie, tot haer verdriet, versuym ende „groote costen"; de afgewezen hoofdofficieren beweerden wegens geld gebrek te zullen „vergaen"; de gouverneur van Breda, bewogen met de koulijdende kasteelwachtenschafte turf aan „op eygen credit". Rog in 1653 weigerde Holland de betaling van vuur en licht over de beide vorige jaren (3). Reeds in 1651 was de Raad van State uitgenoodigd om den staat en de petitie voor 1652 samen te stellen, met bijzondere aanbeveling daarbij alle mogelijke bezuinigingen na te gaan. Dienovereenkomstig ontwierp de Raad een lijst van bezuinigingenzoodat een aantal posten op den staat van 15 Juli 1650 konden vervallen, als (4) het traktement voor den kapitein-generaal ad 10.000 ter maand op de repartitie van Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht en Overijssel; idem voor den generaal der cavalerie ad 2083—6—8 ter maand op de repartitie van Holland; de „avances" ad 200 op de compagnie paarden van kolonel Cornelis van Aerssen van Sommelsdijk van 100 op de compagnie te voet van Wigbolt VAN DER Does heer van Noord wijk, te samen 300 ter maand op de repartitie van Holland (5); ingevolge Res. H. 24 Mei 1651 (1) Res. R. v. St. 25, 30, 81 JanuariRes. S. G. 2G31 Januari, 8 Februari 1652. (2) Ros. II. 7 Februari, 13, 19 Maart, 26, 30 April, 11 Mei, Res. S. G. 24 Juli 1652. (3) Res. R. v. St. 18 December, Res. S. G. 20, 24 December, Res. H. 15 October, 18 No vember 1652, Res. S. G. 15 Januari, 13 Februari, Res. R. v. St. 13 Februari, 9 September, Res. II. 20 Januari 1653. De „ongeaffecteerde" officieren waren weldra 31 maanden trakte ment ten achteren (Res. S. G. 13 Maart 1653). (4) Res. S. G. 223 November, Res. II. 25 November, Res. R. v. St. 8 December 1651. (5) Zie Deel IVbladzijden 191 en 354.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 391