889 De reductie van 1668 ging naar Holland's zin niet ver genoeg. De Staten-G-eneraal moesten zich daaraan onderwerpen en droegen in Septem ber op aan den Raad van State om de staten van oorlog voor 1669 naar de wenschen van Holland te ontwerpen. Hunne HoogMogenden zonden in Februari 1669 de ordinaris- en extra-ordinaris staten naar de bondgenooten. Pas in den loop van Juni waren alle consenten ingediend (1). Middelerwijl bood de Raad van State, lettende op de krijgstoerustingen van Frankrijk, nieuwe voorstellen aan tot uitbreiding van het leger: op 7 Februari 1669 tot vermeerdering der compagnieën infanterie met 15 manop 22 November met 20000 man. De bondgenooten kwamen niet tot een vast besluit, zoodat de staten van oorlog voor 1670 slechts geringe wijzigingen inhielden, doch met een hoogere post op den extra-ordinaris staat voor de fortificatiën van de Generaliteits-landen. Naar aanleiding van een ingesteld onderzoek drong de Raad krachtig aan op aanzuivering der defecten op de consenten. Voor genoemde fortificatiën vroeg de Raad 250.000. Holland verklaarde daarvoor geen penning meer te besteden dan haar aandeel van 45.80416 in een totaal bedrag van 75.000, waarvoor zelfs de meest noodzakelijke werken onmogelijk konden worden uitgevoerd. Ook weigerde Holland de posten van 600.000 voor oude schulden en de serviesgeldenen wilde de aangevraagde gelden voor den inkoop van vivres in de frontierstedenvoor het gieten en den aankoop van geschut, en den aanmaak van affuiten slechts voorwaardelijk toestaan. Verder eischte de provincie nogmaals afschaffing of uitsterven van de reeds meermalen opgesomde posten en betrekkingen. Friesland, hetwelk aan geen oorlogsgevaar dacht, verlangde de beëindiging van de maande- lijksche stortingen van 109.000 door Holland en de licentieering van de militiewaarmede de zes bondgenooten dienovereenkomstig bezwaard waren. De provincie weigerde dan ook de op haar gestelde 500 man langer te betalen en kon zich geenszins vereenigen met de in „dese „vredige gelegentheyt van tijden ende saecken" uitgetrokken hooge posten voor de fortificatiën (2). Na een groot tijdsverloop kwamen de voorstellen van 22 November 1669 opnieuw in behandeling. Op 20 December 1670 was de toestemming der bondgenoten verkregen ter vermeerdering der compagnieën cavalerie tot 80 paardender compagnieën infanterie tot 100 hoofden. Tevens was in beginsel besloten tot de werving van zes nieuwe regimenten te paard en tien regimenten te voet. In de petitie van 22 Januari 1671 ver klaarden Hunne HoogMogenden het toestaan van vermelde vermeerdering en wervingbenevens de uitrusting eener aanzienlijke vloot met genoegen te hebben vernomen. De Raad van State vulde dit aan met te wijzen (1) Res. S. G. 25 September31 DecemberRes. R. v. St. 27 December 1668Res. S. G. 3, 15 Januari, 5 Februari, 25 Juni 1669. Zie tekst bladz. 213. (2) Res. S. G. 10, 24 October 1669, 14 Januari, 13, 22 Maart, Res. H. 24, 26 April 1670. Zie tekst bladz. 218.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 409