390 op de noodzakelijkheid tot het aannemen van eenige „bequaeme ende „geexperimenteerde ingenieurs, edelluyden van 't geschut ende canonniers, „dewelcke nae de generaelspersoonenhooghe ende andere officieren, die „ghene zijn, die in een Armee ofte Guarnisoen de gemeene en dagelycxe „actiën moeten dirigeren en uytvoeren, hetwelcke insonderheyt in dese „Landen plaets heeft, daer U. Ho. Mo. gewoonlycke voorsichticheyt ende „derselve situatie het niet licht op een hoofttreffen sullen laten aencomen." Voorts vroeg de Raad voor de fortificatiën 75.000 op den ordinaris-, 225.000 op den extra-ordinarisstaat van oorlog, tot aanvulling van de magazijnsvoorradenvivres en ammunitie 3000 ter maand, benevens betaling van de herhaaldelijk aangevraagde gelden voor geschut, affuiten en andere zaken. Holland consenteerde in April in de 75.000 voor de fortificatiën, maar verlangde dat de Generaliteit voor de 225.000 zou zorgen, in de 3000 ter maand ten behoeve van de magazijnen, mits de burgers in de frontiersteden verplichtende om voor minstens een half jaar levensmiddelen in voorraad te houden; eindelijk in de 50.000 voor het geschut, onder beding dat nieuw geschut in verhouding, naar elks quote binnen de provinciën zou worden gegoten. De provincie weigerde de betaling van haar aandeel in de aangevraagde 600.000 voor oude schulden. Friesland consenteerde voorwaardelijk. De provincie wilde de vermeerdering en de nieuwe werving tot stand brengen, indien Holland het bedrag van hare maandelijksche stortingen stelde in juiste verhouding met de meerdere militie bij de bondgenootengeschiedde zulks niet, dan zou Friesland het voorbeeld van Zeeland volgen en tot een provinciale reductie overgaan. De post op de fortificatiën werd goedgekeurd mits „het fort by Rouveen oft elders daer de securiteyt van „onse Frontieren tegen Westphalen des sal vereysschen in behoorlicke „defensie gebracht werde", en dat Holland „tot betalinge van de acten „van versoeck bij den Raet gegeven op de fortificatiën sedert den jare „1654 tot 1663, monterende tot ettelicke millioenen mach werden gehou- „den ofte deselve anders de provincie van Vriesland t ge valideert worden, „mits in contante penningen van Jare tot Jare bij haer betaelt". Even eens de serviesgelden, op voorwaarde „dat de provincie van Hollant „buyten clachte van de Generaliteit, in conformiteyt vande andere pro- vintien hare quote daerinne, sedert den jare 1656 comen te suyveren". De kosten voor de gierbruggen behoorden ten laste der Generaliteit te komen, te meer wijl te Wesel geen brug aanwezig was. Eindelijk verlangde Friesland, dat voor den kolonel Amama traktement op den staat van oorlog werd uitgetrokkenaangezien toch ook op de repartitie van Zeeland nieuw aangestelde kolonels voorkwamen. Uit de ingekomen consenten op den staat van oorlog voor 1671 bleek nog meer dan vroeger, dat het provinciaal eigenbelang een groote rol speelde en vooral de eens gezindheid tusschen Holland en Friesland veel te wenschen overliet (1). (1) Bes. S. Ct. 23 Januari35 MaartBos. H. 17 April 1G72,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 410