403 g. Kwartiermeesters-generaal van het leg et. Piet er de Perceval, kwartiermeester-generaal sinds 1630, overleed in 1657. Holland verklaarde de betrekking voor „inutil" zoolang het leger niet te velde stond. De kwartiermeester en ingenieur Frederik Mennicker diende te vergeefs een verzoekschrift in om tot kwartiermeester-generaal van het leger te worden benoemdbij zijn beroep op langdurigen dienst, bekomen wonden, zwakke gezondheid en slechte geldelijke omstandig heden ontving hij een „subsidie" van 60 (1). Een nieuwe benoeming tot kwartiermeester-generaal greep pas plaats in 1668. Godefroy Floyd, die zich tijdens zijn benoeming in Engeland bevond, moest worden teruggeroepen om de betrekking te aanvaarden (2). Zijn opvolger in 1670 was Moïse Pain et Yin (3). h. Kwartiermeesters-generaal der cavalerie. Deze betrekking was tot 1658 door ritmeesters vervuld. In dit jaar maakte men een uitzondering door de benoeming van luitenant Coenraad Lintworm tot opvolger van Antony Crock. Hij was in 1626 als ruiter in dienst getreden, in 1636 tot kornet, in 1637 tot luitenant benoemd. Op gevorderden leeftijd in een hoogeren werkkring geplaatst zijnde, sloegen Hunne HoogMogenden zijn verzoek om hem een acte van jongsten ritmeester te verleenen van de hand (4). Zijn opvolger in 1662 was Johan Mulert van Backershagen (5). i. Hoofden van Justitie (6). In 1651 vond de Groote Vergadering goed te bepalen, dat de krijgs raad alleen had te procedeeren omtrent zaken van nalatigheid, over tredingen bij tochten en wachtendesertie naar den vijandverloop zonder paspoort van de eene compagnie naar de andere, en in zuiver militaire zaken. Alle andere door militairen begane delicten behoorden tot de bevoegdheid van de burgerlijke justitiebehalve als te's-Gravenhage een dader door patrouilles der gardes van Hun Groot Edel Mogenden was gearresteerdzulks bleef buiten toepassing voor de Edelen van Holland en West-Friesland, die in militairen dienst stonden: de heeren van 7w-, grtx( (1) Res. R. v. St. 22 Maart, 15 December, Res. H. 17 Mei 1G72. (2) Comm. S. G. 29 Maart, Res. R. v. St. 30 Maart 16G8. (3) Comm. S. G. 5 Maart 1G70. In sommige geschriften wordt hij Mozes Pennewijn ge noemd. (4) Comm. S. G. 25 Juli 1658, Res. S. G. 20 Augustus, Res. It. v. St. 22 Augustus 16G1. (5) Comm- S. G. 10 Februari 1G62. (G) Zaken betreffende de militaire justitie, zie G. P. B. V 104 dd. 24 Maart 1651, VIII dd. 25 Maart 1651, V 105 dd. 30 September 1654.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 423