De compagnieën gardes Holland onder graaf Christiaan Albrecht van Dohna, sterk 181 paarden, en gardes Zeeland onder Gaspar van Lynden, sterk 116 paarden, bleven zelfstandig. De Staten van Friesland toonden zich weinig meegaande. Met die van Kequin van Frentz hadden zij zeven compagnieën op hunne repartitie zij benoemden in April daarover Ernst Willem van Haren tot kolonel, Inte van Kingma en Ricquin van Frentz tot majoors. Hunne Hoog Mogenden wilden zich niet tegen de aanstelling van den kolonel verzetten, maar verzochten de benoeming van Frentz tot majoor in te trekken zij moesten echter toegeven en erkenden laatstgenoemde als majoor- titulair. Inmiddels had bevordering in de hoogere rangen plaats en verklaarden Hunne Hoog Mogenden dat vijf kolonels, thans in „hooge „ende eminente functie'"met behoud hunner compagnieën niet langer het bevel over een regiment konden voeren, te weten: prins Johan Maurits van Nassau, de prins van Tarente, Johan van Welderen, Frederik Magnus van Salm en Anthony van Haersolte, terwijl graaf Herman Frederik van den Berg „vermits desselffs lioogen ouderdom „ende lichamelicke ongemacken en de swackheyt" op zijn verzoek werd ontslagen. Van de twaalf majoors, Frentz niet medegerekendmoesten vijf uitsterven. Zoodoende verkreeg men de volgende indeeling (1). te zamen acht regimentenelk van 6 compagnieën. Buiten regiments- verband blevende gardes Hollandde gardes Zeelandde compagnieën van prins Johan Maurits van Nassau en van den prins van Tarente. Holland benoemde den markies van Montbas tot kolonel en opvolger 423 Regimenten. Kolonels. Sergeant-Majoors. Geldersch- Overpsselscho Simon van Haersolte. Alexander Schimmelpenninck van der Oye en Joost van Waelvelde. Ie Hollanclsclie. Ludolf van Steeniiuysen. 2e Hollandsche. 3e Hollandsche. 4e Hollandsche. Maurits Lodewijk van Nassau— La Leck. graaf van Waldeck Pyrmont en CULEMBORG. Opvolger van graaf Herman Fre derik van den Berg. Barton de Montbas Johan Munnicii. Adam van der Duyn van 's-Grave- Willem Hadriaan van Nassau— Odijk. Utrcchtsclio. Godart van Reede—Ginkel. Frederik Hendrik van den Boetze- Fricsche Ernst Willem van Haren. Inte van Kingma. Groningsche. Prins George Frederik van Nassau. Peter Verrutius en Filips Sigismund van der Wenge. (1) Res. Friesl. 11—21 April, Res. li. v. St. 28 April, Ros. S. G. 25 Mei, Seer. Res. S. G. 23 Mei 1668. MOER. LAERLANGERAK.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 443