424
van den.graaf van den Berg, en deelde als majoors bij de vier regimen
ten in Johan Franqois van SchagenSliedrecht Johan Munnich
Steven van der Does van Langeveld en Jacob van Wassenaer
Obdam. Adam van der Duyn, benoemd tot kolonel en ritmeester der
gardes Holland, kreeg te velde mede het bevel over de vanen van de
prinsen Johan Maurits van Nassau en van Tarente, te samen een
regiment van drie compagnieënzonder sergeant-majoor. Dit gaf Caspar
van Lijnden, ritmeester der compagnie gardes Zeeland, aanleiding tot
het verzoek om deze bij het Hollandsche regiment te voegen, hem
daarbij den rang van majoor te verleenenHolland wenschte echter
daarin niet te treden (1).
De repartieering der regimenten in 1668 leidde de Staatsche cavalerie
in nieuwe banenzoodat een einde kwam aan de jarenlange desorgani
satie, veroorzaakt door de verbrokkeling, waaraan de Groote Vergadering
en de Staten van Holland het wapen voortdurend hadden blootgesteld
thans waren betere waarborgen voor behoud van het regimentsverband
verkregen. Om deze redenen is de genealogie der korpsen in twee
deelen gesplitstvóór en na 1668. Het eerste gedeelte is te beschouwen
als vervolg op de genealogie der korpsen van Deel IV in het tweede
gedeelte zijn de korpsen gerangschikt volgens de nieuwe repartitie.
In 1668 had ook een organisatie der Fransche cavalerie plaats. De
koninklijke regimenten werden ingedeeld in drie, de overige in drie oi
twee eskadrons, elk eskadron van vier compagnieën ad 50paarden. Een
Fransch regiment van drie eskadrons was dus dubbel zoo sterk als een
Hollandsch regiment van zes compagnieën ad 50 paarden.
G. GENEALOGIE DER KORPSEN.
a. Eerste gedeelte, 16481668.
A. Gardes Holland.
De garde van prins Willem II, geleid door graaf Ckristiaan Albrecht
van Doiina, bestond uit 150 kurassiers en 100 harquebusiers (2). Na
den dood van den Prins bepaalden de Staten van Hollanddat „de Guarde
„van Syn Hoogheid onsterffelycker memorie" voortaan zou vormen de
„Guarde te paerdt van de Edele Groot Mogende IPeeren Staaten van Hol-
„land ende West Vrieslandt". De graaf van Dohna, wien Holland op
25 Maart 1651 den rang van kolonel-titulair had verleend, was voort"
durend met verlof „tot verriclitinge zijner particuliere affaires"; oog
luikend bevond hij zich in dienst van keurvorst Frederik Willem van
Brandenburg, terwijl de kapitein-luitenant Johan van der Meulen fei-
(1) Res. II. 25 September, Res. Zeel. 9 December 1009.
(2; Zie vaan N° 3 van Deel IV.