438 Res. R. v. St. 23 April 1672. Jacob van Wassenaer, lieer van Wasse- naer-Obdam en Voorschoten, geboren 1635, overleden 24 Mei 1714. Majoors. Res. R. v. St. 16 Juli 1668. Jacob van Wassenaer, heer van Wasse naer Obdam en Voorschoten (1). Res. R. v. St. 23 April 1672. Arent de G-ruyter (2). Comm. R. v. St. 2 Maart 1673, sinds 25 December 1672. Louis de la Feuillade gezegd de la Guette. G. Gardes Zeeland. Ritmeesters-commandant. Caspar van Lynden. Zijn verzoek om den majoorsrang werd niet ingewilligd (3). Res. R. v. St. 6 Augustus 1670. Hendrik van Nassau-La Leck, heer van Ouwerkerk. Hij was te voren 'gerepartieerd op Holland. De Staten van Holland bewilligden zijn ruiling met Johan Cabeljau, onder voorwaarde dat Zeeland buiten hun goedvinden hem geen hoogeren rang zou verleenen (4). De Staten van Zeeland in 1671 oordeelende, dat de compagnie gardes „die nu vermits de recreu- „teringe van alle de compagnien te peerde met deselve in getal van „tachtentich paerden was eguael geworden, tegens alle voorgaendo „practycques en eygenschap van een compagnie de Guardes, als „dewelcke in getall boven de gemeene compagnien was behoorde „uyt te steecken", vonden goed ze te brengen op 145 paarden door bijvoeging van 45 paarden tegen een werfgeld van 100, te vinden uit de quote der provincie van de post ad 500.000 voor de equi page ter zee. De Staten-Generaal betoogden, dat het hooge werfgeld zou „veroorsaecken seer groote dachten ende jalousie vande colon- nellen ende mindere officieren", die ingevolge Resolutie van 20 De cember moesten recruteeren zonder aanritsgeld. Bovendien verlangden zij het volle bedrag van 500.000 voor do zeezaken (5). Op 11 Maart 1672 verklaarden de Staten van Zeeland de compagnie te zijn lijfgarde (gardes du corps) van prins Willem III als kapitein- generaal der Unie (1) Tijdens zijn benoeming tot ritmeester bevond hü zich te Parijs, waar h« in handen van den ambassadeur den eed aflegde. Zijn verlof word met een jaar verlengd om zich in liet buitenland te oefenon in allo betamelijke exercitiën en oefeningen. Gedurende zijn af wezigheid was zijn vader, de luitenant-admiraal, belast met do „directie ende conduite over de compagnie" (Res. R. v. St. 25 Maart 1G65). (2) Was in 1655 benoemd tot ritmeester der vaan van wijlen den veldmaarschalk Johan Wolfert van Brederode (Comm. R. v. Sfc. 13 December 1655). (3) Res. Zoel. 9 December 1669. (4) Res. H. 18 April, Ros. Zeel. 25 Juli 1670. Cabet,.tau was luitenant bij de compagnie gardes en tot ritmeester benoemd. (5) Res. S. G. 28 Maart, 4 April 1671. 28

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 453