26 Overijssel wilde reeds vóór het scheiden der groote vergadering een dergelijke instructie vaststellen (1). Het oordeel van Friesland luidde: „dat in tijd van vreede op oorloch „moet werden gedacht ende dat de natuyr van oorloch medebrengt quod ratio eins non aliter bene consiet qucim si ani reddatur (2) soo ten ansien „van secreete intelligentiensonder de welke men niet can op sijn hoede „wesen ende niet anders als onder weynich persoonen connen verholen „blijven, gelijck verscheijdene strategamata door sulcx sijn voorgecomen „ofte uytgevoert, als om op alle voorvallende saecken, ende bij gele- „gentheyt van soo twijffelachtigen vreede, als wij hebben met den „Coninck van Spaignen, die noch in volle wapenen is, daechs en de „dickmaels om onse frontieren sweeft, ende geen pretexten tot rupturen „souden ontbreecken, veerdich ende bereijt te sijn. Want eerst te deli bereren over een Generael quand hostis jam snpi'a caput est (8), is al „te laet ende connen de historiën tot onsen eeuwe genoech uitwijsen, „wat schade de gemeene saecke in sulcken gelegentheijt voormaels heeft „geleden, naar het spreekwoortdumRomedeliberaturperiit Saguntum" 4) welk spreekwoord in 1672 bijkans voor de Republiek zou worden bevestigd Het betoog eindigde met de opmerking, dat al mocht het Huis van Oranje voor het oogenblik uitvallen, de andere leden van het stamhuis Nassau nog een voldoend ruime keuze aanboden. Ten slotte stelde de provincie voor om aan den jeugdigen prins van Oranje den eeretitel van kapitein- generaal te verleenen, met benoeming van een luitenant-generaal als zijn plaatsvervanger (5). Groningen wilde zoo spoedig mogelijk een instructie samenstellen voor gecommitteerden der provinciën, die in afwachting eener nadere voor ziening, te samen de betrekking van opperbevelhebber konden waar nemen. Wanneer Hunne Hoog Mogenden de keuze op den prins van Oranje vestigden, dan bevalen zij graaf Willem Frederik aan als luite nant-kapitein-generaal (6). De provincie Groningen en het landschap Drenthe hadden ook, kort na het overlijden van prins Willem II, graaf Willem Frederik tot hun stadhouder gekozen. Deze verschillende inzichten konden bezwaarlijk in een enkele voor alle gewesten aannemelijke resolutie worden samengevatal weder zege vierde de wil van Holland. De provincie vond zelfs bij het uitbreken van een oorlog de benoeming van een kapitein-generaal overbodigomdat alsdan het opperbevel aan den veldmaarschalk kon toevertrouwd worden. Holland deed nu de volgende voorstellen (7) (1) G. V. 7 Februari 1651. (2) „dat de rekening alleen kan sluiten als ze behoorlijk is opgemaakt", „ani" is een verkorting van „anima". (3) „als de vijand reeds boven ons hoofd is", overdrachtelijk „als de nood dreigt". (1) „terwijl Rome beraadslaagt, gaat Saguntum verloren". (5) G. V. 26, 27 Januari 1651. (6) G. V. 27 Januari 1651. (7) G. V. 19, 30 Januari 1651.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 46