pas op 20 Mei door de conferentie ingediende rapport, betreffende het geven van patenten, de zorg voorde frontieren en de nieuwe eedsfor- mulieren werd eerst op 16 Juni door de Vergadering aangenomen (1). De patenten tot verplaatsing van compagnieën moesten voortaan door gecommitteerden ter vergadering der Staten-Generaalna voorafgaand advies van den Eaad van State en met goedkeuring der betrokken pro vinciën afgegeven worden. Deze gecommitteerden waren tevens belast met de zorgen voor goede bezetting van de frontieren. Te hunner gerieve en van anderen diende de Raad van State op 7 Juni twee lijsten in: „d'eene raeckende de Guarnisoenendie binnen de stemmende Provintien „dienen gelaten te werden, soo tot besettinge ende bewaringe van dien, „als tot uytvoeringe van derselver politicque beveelen, ende d'andere „raeckende de Guarnisoenen die buyten de voorz. stemmende Provintien „souden behooren gelaten te werden, tot besettinge als vooren"; de eerste lijst voor 181 compagnieën te voet en 21 te paard, de laatste voor 284 compagnieën te voet en 81 te paard. Noch tijdens de Groote Vergadering, noch op het einde van het jaar 1651 gaven de bondgenooten blijken zich daarmede te vereenigenzelfs gingen zij voort om compagnieën van garnizoen te laten veranderen zonder daarvan kennis te geven aan den Raad van State. Deze toestand drukte te meer op het toch reeds verbroken regiments verbandwaarbij nog kwam, dat het aantal compagnieën der verschillende regimenten zeer uiteenliep; de Raad van State wist zelf niet, hoe de Friesche en de Groningsche regi menten waren ingedeeld (2). Nieuwe eedsformulieren waren reeds in Mei door de Staten van Holland ingevoerd: a. voor de kapiteins en bevelhebbers, af te leggen in handen van van den magistraat der stemhebbende steden, waar zij in garnizoen lagen b. voor het krijgsvolk, niet op de repartitie van Hollanddoch binnen deze provincie garnizoen houdende c. voor het op Holland gerepartieerde krijgsvolk; sub b en c eedsaf legging aan de Staten of hunne gemachtigden. Deze formulieren werden, na het aanbrengen van enkele wijzigingen, in de Fransche en de Engelsche taal overgezet (8). Weldra besliste de Groote Vergadering omtrent den aan de Generaliteit af te leggen eed onder bepaling, dat de hoogere officieren, ritmeesters, kapiteins,kornets en vaandrigs zulks te 's Gravenhage moesten doende overige eeden zouden in de provinciën worden afgenomen. Friesland en Groningen stemden toe doch onder voorwaarde, dat het woord „stadhouder" in het formulier moest voorkomen en de officieren den eed hadden af te leggen aan hen (1) G. V. 20 Mei. 10 Juni 1051. (2) Res. R. v. St. 0, 7 Mei, 7, 19 Juni, G. V. 7 Juli, 15, 17, 19 Augustus, Res. S. G. 21 October, 10 November, 4, 5, 21 December 1051. Zie Aanteekening N°. 9. (3) Res. H. 20 Mei10 Juni 1651.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 49