506 „op aen soude moeten comen, als men die moest formeren, soo dat sijne „dienst seer nootsaeckelick is ende veeltijts sijne berichten ende advisen „in veele voorvallen moeten gehoort worden, waarin hij veel is merite- „rende". Sinds 1657 kreeg hij bijna elk jaar een toelage van 500 op zijn telkenmale herhaald verzoek, hetwelk Johan de Witt soms met de „aldererachtiste persuativen" beloofde te ondersteunen. De Staten van Holland begiftigden zijn zoon Jan met een compagniedeze moest ge durende zijn minderjarigheid het kapiteins-traktement afstaan aan zijn vader; de Staten verklaarden tevens, dat dit de laatste maal zou zijn van het vergeven eener compagnie aan een minderjarigen. In Maart 1672 erkende Engelbert van der Mijle de laatste vijf jaren een trakte ment van 1300 te hebben genotenthans was hij weder genoodzaakt om onderstaand te smeeken (1). Tot 1650 genoten de „edelluyden van het canon" 10 per maand boven een „soldatenpaye" in eene of andere compagnie. In genoemd jaar verminderde zulks tot 5 per maand boven 12 als soldaat. De afschaffing van de extra-ordinaris edellieden ging gepaard met eenige traktements-verhooging voor de overigeno a. kreeg in 1657 Willem van der Netten een aanstelling van 7.4 per maand boven 12 als appointé. Te velde bedroeg het traktement 30 per maand. In 1667 achtte men bij „vredighe tyden" niet noodig meer dan zeven edellieden van het geschut aan te houden. Met de benoemingen was men soms niet al te kieskeurigonder de edellieden trof men niet zelden vroegere huisbedienden aan, zooals Jochem Coeval, oud „domesticq dienaer" van Johan Woleert van Brederode; toch ook meer ontwikkelden, zoo als Pieter de Bruyn te Wesel, die na zijn licentieering kennis gaf, dat hij „door noodt hem tot de practycque heeft moeten begeven, hebbende „hem laten promoveren tot gesworen notaris ende procureur" (2). De Generaliteits-kanonniers moesten, evenals de edellieden, worden benoemd door den Raad van State; sommige provinciën achtten zich mede daartoe bevoegd. In vredestijd waren de kanonniers belast met het onderhoud van het geschut, schoonhouden der batterijenkruitkceren en andere magazijnswerkzaamheden. In 1648 werden 128 extra-ordinaris kanonniers gelicentieerdzoodat 214 overbleven, van welke 45 oude, impotente kanonniers moesten uitsterven. Een door Engelbert van der Mijle gehouden onderzoek wees uit, dat in vele plaatsen geen of te weinig kanonniers aanwezig waren. Hun aantal in Zeeland, Friesland, Groningen, alwaar de Staten alle mededeelingcn achterhielden, kende (1) Res. R. v. St. 18 Augustus 1657, 6 Juni 1658, 22 Februari 1659, 16 Juli, 17 Augustus, 15, 17 November 166111 November 1664, Res H. 22 Juli, 14 September 1662, Res. S. G. 23 Augustus 1661, 21 Augustus 1(563, 5September, 13November 166411 April 1671, 29Maart 1672. (2) Res. S. G. 8 December 1648, 20 October 1651, Res. It. v. St. 22 Maart 1653, 9 October 1654, 16 Augustus 1663, 3 Maart 1667.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 526