507
hij niet. De aanstelling van een viertal kanonniers door den Raad van
State voerde liet aantal op tot 218 (op papier). Op voorstel van Holland
zouden in 1657 van de 218 kanonniers 75 oude, impotente worden afge
dankt, volgenderwijs gerepartieerd
Gelderland. 27 aairwezig, 10 af te danken, blijven 17
51
i 40
10
n 15
8
Holland
78
27
Zeeland
19
Utrecht.
2
Friesland.
16
6
Overijssel
24
9
Groningen
12
4
218
min
75
148 kanonniers.
Dat de onzekerheid niet werd opgeheven, bleek vooral daaruit, dat
Van der Myle in 1661 nog onbekend was met het aantal kanonniers
in Zeeland, Friesland en Groningen. In 1665 drong Holland nogmaals
aan op het laten uitsterven tot 143 kanonniers; doch in hetzelfde jaar stelde
de Raad van State 28 kanonniers aandie voor Van der Mijle proeven
van bekwaamheid hadden afgelegd ongelukkig voor henbestond voor-
loopig geen kans hen te betalen. Toch breidde het aantal zich elk jaar
uit. Volgens den staat van oorlog voor 1672 waren 3S kanonniers op
Gelderland, 126 op Holland, 73 op Zeeland, 10 op Utrecht, 16 op Fries
land, 18 op Overijssel, 12 op Groningen, 2 op Drente gerepartieerd (1).
Te velde stonden de kanonniers onder de bevelen van een kapitein
en een luitenant. In 1667 werd de kapitein Willem van Rhee opge
volgd door Christoffel Yssel, deze als luitenant door Johan Hendrik
van der Smalingii. Matrozen of bootsgezellen bezigde men „om te
regeren 't canon"in de commissie voor Gysbert van Reede als kapitein
over 80 matrozen heette 't „om te gebruycken tot het herwercken van
„grofgeschut, ammunitie van Oorlogh ende wat aen de artillerye depen-
„deren, soo als hem aenbevolen sal werden" (2).
Na de aanstelling van prins Willem in 1672 tot kapitein-generaal voor
den aanstaanden veldtocht kreeg de artillerie uitbreiding van personeel
door de benoeming van den kolonel der infanterie Johan de Bye,
heer van Albrandsweerdtot „colonel over alle de artillerye om als
„tweede persoon generaal te commanderen in absentie van den meester-
„generaal"; voorts van Roelof van Keppel Fox tot majoor, Willem
Ingelbij Maurits Thisholm Thomas Sile en Jacob Kencke tot kapiteins
der artillerie, de laatsten met een geheel anderen werkkring dan de
(1) Res. S. G. 8 December 1648, Res. R. v. St. 10 Maart 1653, 3, 4, November 1654, '27
Januari23 MaartRes. S. G. 27 Maart 1657, Res. R. v. St. 1 Maart 166119 December 1662,
lies. H. 18 Maart, Res. R. v. St. 24 Maart, 29 Mei, 24 Juli, 4 September 1665, s. v. o. voor
1672 (R. v. St. index N° 1281).
(2) Res. R. v. St. 24 Maart 1667, comm. H. 29 April 1672.
77
77
77
77
77
77