508 kapitein der kanonniers. De commissie van Hunne Hoog Mogenden voor den majoor hield in, dat liij gesteld was „onder de meester-generaal „van de Artillerv voorsz. ofte oock andersints als hem 't selve bij ons, „den Raet van State, Syn Hoocheyt den Heere Prince van Oranje als „capiteyn-generael vande Legers van den Staet voor de aenstaende expe ditie ofte des last hebbende sal bevoolen werden te berichtenordonneren „ende bevorderen alle t' geene tot beleyt, directie ende t' gebruyck „derselver te Velde, in BelegeringenTochten ofte elders in de Fron- tieren ende plaetsen dezer Landen sal werden verèyst, oock den Offi cieren van de Train ende andere persoonen daer by ende aengebruyckt „werdende voor soo veel in hem is, in heur devoir ende goede ordre te „houden". De commissie voor de kapiteins bevatte een gelijkluidende opdracht, met toevoeging om „oock naer gelegentlreyt de detachementen „en cheff te commanderen" (1). Tot het personeel van den trein behoorden de commiesen van de vivres en de ammunitie te velde, de equipagemeester van het brug- materieel, de wagenmeester-generaalde commiesen van de magazijnen, de kapiteins van de timmerlieden, pioniers, legersloepen en tenten, de petardiers, de vuurwerkers en anderen. In April 1672 verscheen een nieuwe ordonnantie voor den „wagenmeester ende voer-luyden in het „Leger dienende" (2). Het geschut der landmacht was onderscheiden in generaliteits-, pro vinciaal- en stedelijk geschut. De admiraliteiten, de Oost- en West- Indische Compagnieën, zelfs bijzondere personen als de prinsen van Oranje en Johan Maurits van Nassau bezaten eigen geschut. In tijden van oorlog kostte 't veel overleg om het noodige geschut bijeen te brengen; zonder van elkander te leenen, in afwachting van spoedbe stellingen uit het buitenland, kon men er niet komen. Het bijeenge brachte geschut, verschillend van oorsprong, miste dientengevolge eenheid van kaliber en gewicht. Merkwaardig waren voortdurend het gebrek aan affuiten en de havelooze toestandwaarin ze verkeerdenin 1672 deed 't zich aan den Yssel voor, dat de kanonnen niet pasten op de voorhanden affuiten. De bondgenooten droegen onvoldoende zorg voor hunne magazijnen en voor het generaliteits-geschut: een voortdurende klacht in de petities tot de staten van oorlog. Een vesting- of fort commandant was nooit zeker omtrent behoorlijke voorziening van geschut. Toen in 1653 de admiraliteiten 60 halve kanonnen van 24 u; uit de frontieren verlangden, welke aldaar onmogelijk gemist konden worden, (1) Comm. R. v. St. 25 Januari 1074ingaande 20 September 1072, voor den kolonel, comm. S. G. 19 April, Ros. S. G. 10, 10 April 1072. Het traktement van den majoor bedroeg jc 100 per maand met een toelage te velde van 2 daags, mits houdende tweepaarden. (2) G. P. B. 111 105 dd. 15 April 1072.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 528