509
ontving' de Raad van State machtiging ze tijdelijk te vervangen door
lieelc kartouwen en drielingen, in afwachting van nieuw te gieten ge
schut. In 1658 was de voorraad lange veldstukken van 6 lil ijzer
opgeraakt. Om daarin te voorzien werden een halve en twee heele
Spaansche kartouwen, samen wegende 16.379 IC, tot zes stuks van 6 IC
omgegoten, waarvoor onder bijberekening van 10 procent lekkage
14.520 IC noodig waren. Toen zich in 1668 zware wolken aan den
staatkundigen gezichteinder vertoonden, heerschte groot gebrek aan ge
schut. De generaliteit had in de jaren 1657, 1665 en 1667 wij
zwijgen van vroegere jaren 16S kanonnen aan Holland en anderen
uitgeleend, doch geen enkel stuk terug ontvangen. Zij drong er thans
op aan, dat de bondgenooten de noodzakelijke gelden tot gieten van
geschut zouden afdragen, te meer wijl spijs in overvloed en tot geringen
prijs was te bekomen. Ook voor den aanmaak van affuiten moest geld
beschikbaar worden gesteld. Geschutspijs viel uit alle hemelstreken te
betrekken: in Zweden, Westfalen, Keulen, Luik, Biscaye en Geneve.
In 1658 werd een groote hoeveelheid projectielen uit het land van Luik
tegen 510 de 100 11' aangevoerd. Meermalen liet de Republiek
geschut gieten te Mechelen en in Keulen (1). Holland bestelde bij den
dreigenden Tweeden Engelschen oorlog te Lubeck en Hamburg 157
kanonnen van zwaar kaliber, die bij de levering contant betaald werden.
Dit gaf den geschutgieter Albert Bennings te Lubeck aanleiding om de
twee laatste goten kunstig af te werken, versierd met het wapen van
Holland en met talrijke zinnebeelden zij dragen het jaartal 1669. In
de opdracht prees Bennings de zuinigheid van de Republiek in vredes
tijd, waardoor ze in staat was om zich in oorlogstijd belangrijke uit
gaven te getroosten. Keizer Napoleon trof bij zijn bezoek in 1811 de
twee prachtige bronzen vuurmonden aan in 's lands magazijn te Delft,
waaruit ze, op zijn last, naar het Hotel des Invalides te Parijs moesten
verhuizen. In 1814 stelden Pruisen en Oostenrijk zich in het bezit elk
van een dezer kanonnen, zoodat ze sedert dien tijd in de tuighuizen van
Berlijn en Weenen te pronk liggen (2).
Bij de groote verscheidenheid van geschut in 't algemeen, beperkte
het veldgeschut zich nog steeds tot de heele en halve kanonnen van 48-
en 24 Tf benevens de veldstukken van 12 en 6 <85. In 1668 voegden
zich daarbij regimentsstukken van 3 IC en houwitsers van 25 IC steen
tot granaten van 20 ICin hoofdzaak te danken aan prins Johan Maurits
van Nassau, die zich ook ten opzichte van de artillerie zeer verdienstelijk
(1) Sccr. Res. S. G. 31 Augustus, 2, 11 September, Res. S. G. 3 Augustus, 23 September,
15, 20, 21 October, Res. R. v. St. 15 Juli 1653, 17 April, 2 Mei 1658, S. G. Lias loopende
1668 dd. 21 Maart, Res. S. G. 20 October 1665, 2 November 1666, 24, 29 November, Ros. R.
v. St. 21, 27 November 1670.
(2) Zie de afbeelding achter in dit werk.