510 maakte. In 1655 had de prins eenige metalen stukken ingericht om bij de ruiterij tc gebruiken en mocht hij tot beproeving beschikken over 500 kogels en 500 kardoezendoch de invoering bleef achterwege. In 1658 had hij twee kanonnen van 24 dt, 6 van 12 dt, 6 van 6 12, 12 van 3 dÊ, 1 steen mortier van 12 df op affuit bijeengebracht, welke met gemak door weinig paarden of menschen konden worden getrokken, zeer geschikt om een „vliegent Leger daermede te versien ende in aller ijl een post „te occuperen ende te defenderen" veldartillerie in den dop. Terwijl het vervoer van een affuit vroeger negen paarden vereischte, waren voor de affuit van nieuw model slechts twee paarden noodig. Voor de in 1659 op het Scheveningsche strand gehouden proeven, stelde de Raad van State eon groote hoeveelheid munitie beschikbaarde proeven met brandkogels of vuurballen en granaten gingen gepaard met exercitiën der Hollandsche gardes. De vuurwerker Adolf Sleevooght bracht uit Giesen in Nassau naar Dordrecht 1000 granaten van 24 dt en 200 brand kogels over. Twee donderbussen, wegende 3687 en 3680 dB, deden bij de proeven „goede operatie". In 1663 hadden voor de eerste maal proeven plaats om granaten uit houwitsers te werpen, volgens de uit vinding van prins Johan Maurits. Holland wilde op eigen gezag ook proeven nemen en gelastte in 1661 den geschutgieter Coenraad Wege- waert om zes heele kartouwen van 48 dt ijzer, voorzien van het generaliteitswapen en dus geen eigendom van de provincie, tot lichter geschut om te gieten. De Raad van State kwam daartegen op en wist 't nog bij tijds te voorkomen. De sinds vele jaren genomen proeven, ook met achterlaadgeschut aan Coenraad Wegewaert was het gieten daarvan, door wien ook uitgevonden, zonder bijzonderen last verboden leidden in 1668 tot een gunstigen uitslag, zoodat de Raad van State last gaf om 64 regimentsstukken te gieten, schietende 3 dü ijzer, met een gemiddeld gewicht van 400 df, en van 12 houwitsers tot granaten en andere ernstvuurwerken, alle vuurmonden geblasoneerd met het wapen der Generaliteit. Willem Wegewaert opvolger van zijn vader Coenraad, en Hermanus Nieupoort, meester-geschutgieters te 's Gravenhagekregen opdracht tot het gieten van 24 achterladers van 3 dt en 6 houwitsers, Pieter Hemony en andere geschutgieters te Am sterdam van 40 voorladers van 3 dü en 6 houwitsers. Bovendien kocht de Raad in 1670 van prins Johan Maurits „desselffs artillerie". De nieuw aan te maken affuiten waren vervaardigd van iepenhout (1). De aanleg in 1663 van den straatweg van 's Gravenhage naar Scheveningen gaf aanleiding dat de proefplaats van het geschut bij Schuddebeurs van (1) Res. R. v. St. 24 December 1655, 28 December 1658, 20 Februari, 22, 24 Maart, 1, 5 10, 11 April, 8 Juni, 11, 15, 20, 30 Augustus, 13 September, 29 December 1659, 9, 11 Maart 1660, 13, 14 October, 17, 19 November 1601, 1 Juni 1663, 12 Februari 1667, 28 Maart, 3 April, 8, 15 Augustus, 24 October 1668, 21 November, Res. S. G. 24 November 1670.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 530