512
man konden worden overgezet. Per gierbrug bleven drie pontgasten
in dienst. Voor het overzetten van een geheel leger, voor een groote
brug bij Wesel of voor „deursbruggens" bij Nijmegen, 's-Gravenweerd
en Grave waren alle ponten en ankeraken noodig; kwamen pontgasten
te kort, dan kon men binnen korten tijd „volck hueren", desnoods ook
schepen om over de zandbanken te leggen. Voor overgangen bij Gennep,
Ravestein, Schenkenschans, Emmerik, Rees, Rijnberk en Orsoy kon
door een overeenkomst met de veerlieden worden volstaan.
Op voorstel van den brugmeester en kapitein van 's lands ponten of
schipbruggen, Johan Gernau, bepaalde de Raad van State, dat voor
een gierbrug bij Wesel, Nijmegen en Grave over twee groote, twee
kleine ponten en drie aken mocht worden beschikt; bij elke een korpo
raal en drie pontgasten; voorts te Sas van Gent één pont en twee
man (1).
De overtollige pontgasten werden zonder uitbetaling ontslagen; de
kapitein Gernau die zelf 49.767 van den Staat te vorderen had
kwam herhaaldelijk doch te vergeefs voor hunne belangen op. Den
gelicentieerden luitenant Willem de Groot werd op zijn verzoek toege
staan om als korporaal op 15 stuivers daags in dienst te blijven; hij
behield den rang van luitenant. Toen hij in 1656 overleed, volgde
Herman van Erp hem op als luitenant met korporaals-traktement. Cor
nells van Dam, conducteur van 's lands teenen bruggenkon zijn trakte
ment door Holland niet betaald krijgen; hij begaf zich in Brandenburg-
schen dienst; de Raad van State besloot dit soort materieel niet meer
te laten aanmaken (2).
In 1652 bleken de gierbruggen te Wesel, Nijmegen, Grave en de pont
te Sas van Gent te zijn versleten. De Raad van State toonde zich
daarover zeer ontsticht, omdat het materieel weinig gebruiktdus slecht
onderhouden was. Alles moest nu worden nagezien en hersteld. Terstond
rezen geschillen over het arbeidsloon: de timmerlieden vroegen £2—10
daags, de Raad bood 1—10, terwijl Holland slechts het aandeel
wenschte te betalen, zoover het zich schuldig rekende. Drie jaren latei-
bleek liet materieel nogmaals onbruikbaar om te gierenterwijl in
1658 werd besloten om het aantal pont- en bruggasten te Wesel, Nij
megen en Grave tot twee te laten uitsterven. Zoo geraakte alles in
verval. Waarschijnlijk rekende men op de uitvinding in 1666 dooi
de Nijmeegsche meester-timmerlieden Jan en Allert van Beeck. Op
den staat van oorlog voor 1667 en volgende jaren werd op de repartitie
van Gelderland een post van 12 ter maand uitgetrokken ten behoeve
(1) Res. R. v. St. 22 April, 20 September 1649.
(2) Res. R. v. St. 12 Maart 1050, Res. S. G. 11 December 1053, Ros. R. v. St. 2 Januari
1054, 23 Juli, 20 Augustus 1655, 18 September 1656.