A. OVERZICHT. In alles betreffende het onderhoud der werkende bewapening en de voorraden van vestingen en forten heerschten schandelijk verzuim en verwaarloozing. Zulks was geenszins de schuld van den Raad van State die in 1652 „den pressanten noot van 's lants fortificatiën" met klem voordroegdoch viel uitsluitend te wijten aan het voortdurend gebrek aan penningen, waardoor allengs een geest van zorgeloosheid veldwon. De commandeurs van de Groningsche en de Drentsche sterkten klaagden in gemeld jaar over „hunne sobere provisen van levensmiddelen, alsmede „seer slechte voorraet van allerhande nodige ammunitie van oorloge" ook, dat de werken, vooral door hooge watervloeden waren „ontrampo- „neert ende bedurven". De Staten van Friesland en Groningen beloofden zoo goed mogelijk voor herstel te zullen zorgen, maar verzochten „in „hunne gesacli over de fortressen niet te werden geturbeert". De be lofte en het verzoek bewezen nogmaals en weder de eenzijdige behartiging der provinciale belangen ten koste van het algemeen. De zorgeloosheid kwam o.a. aan 't licht bij een te Rees gehouden inspectie, waar de ge durende dertig jaren in 's lands magazijn opgelegde stokvisch werd bevonden „gansch bedorven ende onbequaem te gebruycken"deze onwelriekende partij moest gedurende de aanstaande vastendagen 't gebeurde einde Januari zooveel mogelijk worden verkocht. In 1660 rapporteerde de Raad omtrent magazijnen, waar de musketten „gantsch „vervuylt ende niet wel onderhouden" waren (1). In de lage landen aan zee speelde het water natuurlijk een groote rol. Meermalen liep de geheele stad 's Hertogenbosch onder water. Bij gebrek aan geld kon men geen werklieden aannemende Raad van State verklaarde „onschuldigh te willen syn aen de onheilen „daeruyt „resulterende". Te Bergen-op-Zoom waren geen aannemers te vinden om de aan het Zuidfort toegebrachte waterschade te herstellen. Vooral de werken langs den Rijn verkeerden in zeer slechten toestand. De provinciën, inzonderheid Holland, waren niet te bewegen om geld te (1) Ees. S. G-. 10 Februari, 19 September 1652, lies. E. v. St. 28 Januari 1653, 15 Novem ber 1660.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 537