519 „passévolanten die geen dienst doen ende daer van echter de gagie werd „getrocken." Alles draaide 0111 de penningen. In 1666 besloot men tot den bouw van een „viercant royael fort" bij Rouveen (waarover bij Hoofdstuk I herhaaldelijk sprake was)pas tijdens den oorlog van 1672 beloofde Holland voor het noodige geld te zullen zorgen. I11 1668 scheen Holland zelfs voor de zekerheid der eigen grenzen geen voldoend belang te koesteren de Staten gaven bevel om den arbeid aan alle nieuwe werken te staken, bijzonderlijk bij Naarden. In 1669 bleek 't, dat Holland sinds jaren had geweigerd het arbeidsloon te betalenzoodat de provincie ten koste der bondgenootendie wel betaald hadden voor- deelen had getrokken uit de post voor fortificatiën op den staat van oorlog. Te Maastricht waren met het onderhoud der vestingwerken „veele Tonnen gouts" gemoeid: daarom deed men er niets aan, in afwachting van „een model van naerder fortificatiën". Friesland schreef het geluk der Munstersche wapenen in 1667 voor een groot deel toe aan den slechten toestand der frontierschansen en de drooglegging van moerassen. De Raad van State liet na gehouden onderzoek eenige toe geslagen veenen in de buurt van Coevorden en Bourtange, die met groote kosten tot ontginning waren gebracht, door soldaten van greppels voorzien, hetwelk niet mocht geschieden „sonder preallable kennisse „vande souveraine provincie van Overijssel" (1). I11 1669 wenschten Hunne Hoog Mogenden een algemeen onderzoek in te stellen naar den toestand van de fortificatiën en de magazijnen. De Raad van State wilde dit onderzoek tevens dienstbaar maken om de hoogc officieren in de gelegenheid te stellen hun kennis aangaande'slands verdediging, tevens betreffende de samenstelling, de bewapening van het leger en alles wat daartoe behoorde, uit te breiden. De poging faalde door gevolg te geven aan het voorstel van Holland om het onderzoek naar de „fortificatiën, ad venues, passen, moerassen, rivieren", enz. aan den veldmaarschalk Wirtz en een paar gedeputeerden op te dragen. Het onderzoek zou te Maastricht aanvangen, maar werd verijdeld door liet heerschen aldaar van de „contagieuse sieckte" de pest. De commissie bezocht de meeste vestingen en forten, aan den Rijn, den Yssel en de Maas, 's-Hertogenbosch en Breda (2). De overgelegde rapporten gaven der overheid geen aanleiding om de hand aan den ploeg te slaan: de oorlog van 1672 zou de gevolgen van het verzuim aan 't licht brengen. (1) Res. S. G. 8 Juli 1653, Res. 11. v. St. 1 Maart 1651, <t September 1658, lies. S. G. 18, 20 Februari*, 16 October, 6 November, Ites. R. v. St. 14 October 1666, Res. S. G. 5 Juli, 16, 18 Augustus, Res. R. v. St. 7 November 1667, Res. S. G. 30 Mei, Res. H. 23 Maart 1668, Res. R. v. St. 11 Maart 1669, Res. S. G. 27 November 1670. (2) Ros. S. G. 12 April, Res. H. 1 Juni, Res. R. v. St. 22 Juni, 2, 5 Juli, 2, 7 Augustus, 9 October 1669.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 539