88 („Ravallerie-Regiment Alt-Styrum"), Wolf Ernst van Eller (regiment cavalerie, regiment infanterie en compagnie dragonders), Adriaan van Bylandt en Jacob van Spaen (regiment infanterie). Bylandt kwam vóór de uitvaardiging van het plakkaat van 80 Juni op zijn post terug (1). Toen de keurvorst zich in Juni 16J1 te 's-Gravenhage ophield, bood de Groote Vergadering hare bemiddeling aan bij zijn twist met Wolfgang Willem en zond een deputatie onder Jacob van Wassenaer-Obdam naar Wesel en Dusseldorf, tevens om van de Staatscbe officieren in het Cleefsche de nieuwe eeden af te nemen. Geen der partijen wenschte echter van het aanbod gebruik te maken; de deputatie werd overal be leefd ontvangen en voerde, vooral aan tafel van den paltsgraaf „een „crych sonder bloet, maer niet sonder wynstortinge". De geschillen tusschen de vorstelijke tegenstanders werden bijgelegd door den keizer lijken veldmaarschalk Melchior van Hatzfeldt: inderdaad een miskenning van de Republiek. Wel bleven in November enkele troepen van den keurvorst en van den paltsgraaf „ontrent de Frontieren nog sweevende"; maar in de volgende maand kon de Republiek de tot versterking dei- Rij n-garnizoenen afgezonden compagnieën terugroepen (2). Beide vorsten dankten hunne nieuw geworven troepen af, welke gedeeltelijk door Frankrijk werden in dienst genomen (8). D. DE EERSTE ENGELSCHE OORLOG. DE ACTE VAN SECLUSIE. De tempel van Mars bleef na den Munsterschen vrede slechts korten tijd voor de Republiek gesloten: toch lang genoeg om het door redu ceering en licentieering verzwakte leger, na overgang der macht van de Staten Generaal en den kapitein-generaal op de Staten der bijzondere gewesten vooral op Hollandnog verder te ontwrichten. De regimenten in het bijzonder der infanteriewaren over zooveel garnizoenen verspreid, dat het gezag der hoofdofficieren vrij wel had opgehouden. De versprei ding viel deels te verklaren door de heterogene bestanddeelenwaaruit het leger bestond: Engelschen, Schotten, Franschen, voor het kleinste deel Nederlanders en de met hen gelijkgestelde Duitschers en Walen. (1) Res. S. G. 15, 29 Augustus, 9 November, 5 December 1651. In het kourvorsteltjkd' leger dienden vele Staatsche officieren, voornamelijk uit de garnizoenen van Wesel en Rijnberk, sommigen in de hoogste betrekkingen („Urkundliche Beitrage und Forschungen „zul- Gesehichte des Preuszischen Hceres, Erstes Heft"; „Urkunden und Actenstiicke V. 500"). (2) G. V. 23 Juni, 3, 11, 15, 20 Juli Res., S. G. 28 Juli, 11 Augustus, 9, 29 November, 11 December, Res. H. 8, 10 November, Res. R. v. St. 29 November. De Staten-Gcncraal vergunden uitvoer van wapenen voor het leger van den keurvorst (Res. S. G. 12, 21, lies. II. 3 Juli 1051). Oudam diende hot volgende jaar het rapport zijner opdracht by de Staten- Generaal in (Res S. G. 11 Maart 1052). (3) Ites. R. v. St. 29 November 1051. Zie Aanteekening N° 2. 3

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Het Staatsche leger | 1921 | | pagina 53